A2b/A2c - Periode 1, Les 9 -KOL (21-10-2022)

Bienvenidos
Capítulo 3- Lección 9

¿Qué día y qué fecha es hoy?
1 / 34
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bienvenidos
Capítulo 3- Lección 9

¿Qué día y qué fecha es hoy?

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Je kunt communiceren over uiterlijk, familie en karakter.
Je leert de woorden en grammatica die je daarvoor nodig hebt, en ook een aantal veel voorkomende zinnetjes.
Ook leer je de getallen 0-20.

Slide 2 - Slide

El programa 
  1. 10 min - Info, deberes 
  2. 15 min - Herhaling  werkwoorden 
  3. 10 min - Korte quiz 
  4. 20 min - Stripverhaal 
  5. 10 min - voca- theedoek spel 
  6. Evaluación, deberes (= toets leren)
  7. Herhaling grammatica -> online oefenen

Slide 3 - Slide

Comprobar los deberes
leren: 
frases clave 3 + vocab. 3.3 + gram nr. 2, 6, 35

Nakijken:
- p. 9 ej 3 + 4, p. 13 oef 6 
- Extra oefenen? y/pero/ni voc. p.14 oef 3

--> zie volgende slides 

Slide 4 - Slide

Oefening 3
simpático
sincera
alegre
altos, tímidos
trabajadores
deportista (eindigt op -a, ook bij mannelijk)
fuertes
corto (el pelo is een mannelijk woord)
vagas
románticos
Oefening 4
Juan y Ana - simpáticos
Mi hermana - alegre
el pelo - rizado
el pelo - marrón/castaño
las chicas de mi clase - inteligentes
(ellas) - buenas

Slide 5 - Slide

Oefening 6
Su madre es bastante simpática.
Mi hermano mayor es un poco vago.
Nuestros abuelos son divertidos.
Sus hermanas no son nada tímidas.
Su familia es muy ordenada y responsable.

Slide 6 - Slide

P. 14 oef 3
Isabel tiene el pelo largo y liso.
Me gustan Holanda e Inglaterra.
Tengo un hermano, pero no tengo (una) hermana. 
Somos deportistas, pero no muy fuertes.
Mi padre no es ni alto, ni bajo. 
Su tía no es ni simpática, ni antipática.

Slide 7 - Slide

Los verbos: el presente (tegenw. tijd)
Escucha los vídeos, copia y completa el esquema
Cant-ar
(zingen)
Com-er
(eten)
Escrib-ir
(schrijven)
Ser
(zijn)
yo
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes

Slide 8 - Slide

Repaso: tener + los números
1. El verbo 'tener' (= hebben)
  • HACER: completa la lista
               yo tengo, tú tienes, etc......

2. Los números 0-20
  • ESTUDIAR TB p.23 onderaan
  • APRENDER de memoria (uit het hoofd leren)
3. Vertaal: 'Ik ben 13 jaar, mijn vriend(in) is 12 jaar. En jij, hoeveel jaar ben jij?'


timer
3:00

Slide 9 - Slide

Schrijf de vertalingen op in je schrift: 
  1. Mijn vriendin is heel knap en intelligent.
  2.  Ze heeft rood haar, ze heeft krullen, en bruine ogen.
  3.  Ik woon in Hoogland met mijn ouders, mijn broer en onze huisdieren.
  4. Onze hond heet Senna.
  5. Mijn opa is gek van voetbal.

Slide 10 - Slide

Respuestas
1. Mi amiga es muy guapa e inteligente
2. (Ella) es pelirrojo, tiene el pelo rizado y los ojos marrones
3. Vivo en Hoogland con mis padres, mi hermano y nuestras mascotas
4. Nuestro perro se llama Senna
5. Mi abuelo es loco por el fútbol

Slide 11 - Slide

Volgende les: Toets
¿Hay preguntas?
- gramática
- vocabulario
- frases clave

Slide 12 - Slide

Kahoot: carácter, familia

Slide 13 - Slide

Welke tips heb je voor het leren van
woordjes en/of grammatica?

Slide 14 - Mind map

20 min - Stripverhaal
TbB p. 46 oef 3ab
--> gebruik de zinnen over je eigen familie in een kort stripverhaal. Minimaal 6 plaatjes en 6 volledige zinnen waarin je je familie beschrijft. 

Slide 15 - Slide

 Vocabulario 

- Voca 3.2 en 3.3 
- Frases clave 3 p. 7

Theedoekspel


Slide 16 - Slide

Deberes
Toets Hoofdstuk 3
LEERSTOF VOOR TOETS: 
  • vocab 3.1 t/m 3.3 in beide richtingen
  • frases clave 1, 2, 3 (= VOC p.5-6-7) in beide richtingen
  • grammaticaboekje op classroom: nr 1, 2, 3, 6 + bez. vnw (nr. 8) + bijv nw (nr 10ab) + bijw van hoeveelheid (nr. 19) + werkwoorden nr 25 t/m 28 + nr. 35. Leer ook de voorbeeldzinnen in de grammatica.
  • getallen 0-20 (TB. p.97)
Stripverhaal (min. 6 plaatjes en 6 volledige zinnen in het Spaans) waarin je je familie beschrijft. Maximaal 0,5p. extra bonus op je toets. Begin vd toets inleveren.

Slide 17 - Slide

Herhaling
Bestudeer de volgende slides, totdat je bij de online oefeningen komt 
'practicar en internet'. Oefen daarna online. 

- bijvoeglijk naamwoord (guapo, inteligente, rubio ...)
- bijwoord van hoeveelheid (un poco, muy...)
- bezittelijk voornaamwoord (mi, tu, su ...)
-werkwoorden
- y, pero, ni
- un, uno etc. 

Slide 18 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord 



Een knappe man.
Un hombre guapo.

Slide 19 - Slide

let op: m/v en ev/mv
la chica guapa - las chicas guapas
el chico guapo - los chicos guapos

el libro original - los libros originales

Slide 20 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord enkelvoud
mi coche               - mijn auto
tu coche                - jouw auto
su coche               - zijn/haar/uw auto
nuestro coche    - onze auto                        nuestra casa - ons huis
vuestro coche    - jullie auto                         vuestra casa  - jullie huis
su coche               - hun/uw auto

Slide 21 - Slide

Het bezittelijk voornaamwoord meervoud
mis coches                           - mijn auto's
tus coches                            - jouw auto's
sus coches                            - zijn/haar/uw auto's
nuestros coches                 - onze auto's                  nuestras casas - onze huizen
vuestros coches                - jullie auto's                     vuestras casas - jullie huizen
sus coches                           - zijn/haar/uw auto's

Slide 22 - Slide

Even samengevat.......
  • Je kijkt naar het zelfstandig naamwoord wat achter het bezittelijk voornaamwoord staat. 
  • Is het zelfstandig naamwoord meervoud, dan is ook het bezittelijk voornaamwoord meervoud.
  • Bij nuestro/-s en vuestro/-s verandert het in nuestra/-s en vuestra/-s als het zelfstandig naamwoord wat erachter komt vrouwelijk is. 

Slide 23 - Slide

Bijwoorden v. hoeveelheid
Met de woorden muy, bastante, un poco, no, nada geef je aan in hoeverre iemand een bepaalde eigenschap bezit.

María es muy alta. 
Su hermana es bastante inteligente. 
Martín no es muy guapo.

'Un poco' gebruik je alleen bij een negatieve eigenschap.
Es un poco feo/a.


Slide 24 - Slide

VERBOS

Slide 25 - Slide

verbos -ar,-er,-ir
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
-AR
hablo
hablas
habla

hablamos
habláis
hablan
-ER
-o
-es
-e

-emos
-éis
-en

-IR
-o
-es
-e

-imos
-ís
-en

Slide 26 - Slide

verbos: ser / tener
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
ser
soy
eres
es

somos
sois
son
tener (ie)
tengo
tienes
tiene

tenemos
tenéis
tienen

Slide 27 - Slide

llamarse
yo
él/ella/usted

nosotros/-as
vosotros/-as
ellos/ellas/ustedes
me 
te
se
            +
nos 
os 
se 
llamo
llamas
llama

llamamos
llamáis
llaman

Slide 28 - Slide

 Practicar en Internet (online)
- Oef 1 (bijvoeglijk naamwoord)
- Oef 2 (kleuren - voca)
- Oef 3 (werkwoorden, verbuga)

Bij oef 3: 
Klik aan bij werkwoorden: vivir, comer, hablar, ser, tener, llamarse
Klik aan bij tijden: presente

Slide 29 - Slide

Un of Uno
UN : gebruik je als het zelfstandig naamwoord wordt genoemd
Tengo un libro = Ik heb een boek
UNO: gebruik je als het zelfstandig naamwoord wordt weggelaten
Tengo uno = Ik heb er een
DEZE REGELS GELDEN BIJ EEN MANNELIJK WOORD IN HET ENKELVOUD

Slide 30 - Slide

Una
BIJ VROUWELIJKE WOORDEN BLIJFT HET 'UNA'

Tengo una amiga = Ik heb een vriendin
Tengo una = Ik heb er een


Slide 31 - Slide

Meervoud 
Mannelijk --> unos
Vrouwelijk --> unas

Tengo unos libros - Tengo unos
Tengo unas amigas - Tengo unas

Slide 32 - Slide

 Y,pero,ni (TB p.47)

un,uno (gramm. nr 3)

y,e (gramm/ nr 6) 

Slide 33 - Slide

y, pero, ni ... ni
Mi padre es sincero y callado. - Mijn vader is eerlijk en stil.

Manuel es un poco vago ,pero muy inteligente - Manuel is een beetje lui, maar heel intelligent.

Yo no soy ni simpático ni antipático. - Ik  ben niet aardig en niet onaardig.

Slide 34 - Slide