- De leerling kan de symbolische betekenis van rituelen benoemen (bv rituelen bij een bruiloft en een begrafenis). Dit aan de hand van een vast tijdstip, een vast patroon en een symbolische betekenis.
- De leerling kan de christelijke sacramenten noemen en daar de betekenis van uitleggen (doop, avondmaal, ziekenzalving, priesterwijding en huwelijk).
- De leerling kan uitleggen wat een levensbeschouwelijk ritueel is.