§1 Waarom verzeker je dat?

§1 Waarom verzeker je dat?
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

§1 Waarom verzeker je dat?

Slide 1 - Slide

Mededelingen
Lesopbouw?
Aantekeningen document
Toets inhalen

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?
1. Wat weet je al?
2. Opdrachten maken
3. Eventuele uitleg en rekenopdrachten

Slide 3 - Slide

Vul het goede woord in:
Als je de financiele gevolgen van een dergelijk ..(1).. niet zelf wilt betalen, kun je bij een verzekeringsmaatschappij een ..(2).. afsluiten
A
1 = premie 2 = polis
B
1 = risico 2 = verzekering
C
1 = risico 2 = polis
D
1 = risico 2 = premie

Slide 4 - Quiz

Als je een verzekering hebt afgesloten krijg je een .... als bewijs dat je verzekerd bent.
A
Premie
B
Polis
C
Risico
D
Verzekering

Slide 5 - Quiz

Om verzekerd te zijn moet je .... betalen.
A
polisvoorwaarden
B
verzekering
C
premie
D
risico

Slide 6 - Quiz

Wat er wel of niet vergoed wordt kun je vinden in de
A
polis
B
polisvoorwaarden
C
premie
D
verzekering

Slide 7 - Quiz

Je nieuwe telefoon van €600 verzeker je voor twee jaar. De premie is €8,50 per maand. Hoeveel procent van de nieuwwarde is de premie die je in totaal betaalt?
A
1,4%
B
2,8%
C
17,0%
D
34,0%

Slide 8 - Quiz

Je telefoon van €600 valt en is kapot. Het kost €90 om hem te laten maken. Je moet zelf 35% betalen van de schade, de rest wordt vergoed. Hoeveel kost deze schade jou uiteindelijk?
A
€58,50
B
€31,50
C
€210,00
D
€390,00

Slide 9 - Quiz

Opdrachten maken
Lesopdrachten
§1 : 4, 6, 9, 10
Lees ook de stukjes tekst die erbij horen!
Markeer/onderstreep de belangrijke dingen. 

Huiswerk
Lesopdrachten + 2, 3, 5, 7, 8, 11
Lezen §2

Slide 10 - Slide

Formules
Hoeveel procent is x van y:
wat/waarvanx100=

Hoeveel procent is x duurder/goedoper/meer/minder dan y:
(nieuw-oud)/oudx100=



Slide 11 - Slide

Lesopdrachten
4a


Slide 12 - Slide

Lesopdrachten
4a 72 ÷ 1.600 × 100% = 4,5%
  b 


Slide 13 - Slide

Lesopdrachten
4a 72 ÷ 1.600 × 100% = 4,5%
  b Bijvoorbeeld:
     - Als je de fiets goed op slot zet, is de kans dat hij gestolen wordt niet zo groot.
     - Die € 200 kunnen jullie zelf wel betalen als je fiets gestolen wordt.
     - De premie is per jaar 12 × € 2,40 = € 28,80. Dat geld kun je ook sparen voor het geval je fiets gestolen wordt.

6 a 


Slide 14 - Slide

Lesopdrachten
4a 72 ÷ 1.600 × 100% = 4,5%
  b Bijvoorbeeld:
     - Als je de fiets goed op slot zet, is de kans dat hij gestolen wordt niet zo groot.
     - Die € 200 kunnen jullie zelf wel betalen als je fiets gestolen wordt.
     - De premie is per jaar 12 × € 2,40 = € 28,80. Dat geld kun je ook sparen voor het geval je fiets gestolen wordt.

6 a Wel: - om schades te vergoeden,    - om een reserve opbouwen. 
   b 


Slide 15 - Slide

Lesopdrachten
4a 72 ÷ 1.600 × 100% = 4,5%
  b Bijvoorbeeld:
     - Als je de fiets goed op slot zet, is de kans dat hij gestolen wordt niet zo groot.
     - Die € 200 kunnen jullie zelf wel betalen als je fiets gestolen wordt.
     - De premie is per jaar 12 × € 2,40 = € 28,80. Dat geld kun je ook sparen voor het geval je fiets gestolen wordt.

6 a Wel: - om schades te vergoeden,    - om een reserve opbouwen. 
   b Niet: - voor bedrijfskosten,
 - voor winst. 
   c 


Slide 16 - Slide

Lesopdrachten
4a 72 ÷ 1.600 × 100% = 4,5%
  b Bijvoorbeeld:
     - Als je de fiets goed op slot zet, is de kans dat hij gestolen wordt niet zo groot.
     - Die € 200 kunnen jullie zelf wel betalen als je fiets gestolen wordt.
     - De premie is per jaar 12 × € 2,40 = € 28,80. Dat geld kun je ook sparen voor het geval je fiets gestolen wordt.

6 a Wel: - om schades te vergoeden,    - om een reserve opbouwen. 
   b Niet: - voor bedrijfskosten,
 - voor winst. 
   c Bijvoorbeeld:
        - Wat de prijs van de telefoon was.
        - Hoe oud de telefoon nu is.
        - Hoe populair dit merk/type telefoon is.


Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

10
a 

Slide 22 - Slide

10
a € 590 – € 75 = € 515
b

Slide 23 - Slide

10
a € 590 – € 75 = € 515
b In het 4e jaar 75% van de aanschafwaarde, in het 5e jaar 60%. Dat is 15% verschil.
  in het 5e jaar is de schadevergoeding
  15% van € 590 = 0,15 × € 590 = € 88,50 minder.
  (In beide gevallen heb je ook nog een eigen risico. Omdat dit in beide jaren hetzelfde bedrag is, maakt dit niet uit voor het verschil in vergoeding.)

Slide 24 - Slide

Uitleg
Wat verzeker je wel en niet

Premie

Verzekeringskosten berekenen

Eigen risico

Slide 25 - Slide

Wat verzeker je wel en niet
- Onzeker voorval: iets waarvan je niet weet wanneer en of dat ooit zal gebeuren. 

Waarom niet verzekeren tegen iets wat sowieso gaat gebeuren?

Slide 26 - Slide

Premie
= Wat je betaalt aan de verzekeringsmaatschappij

Waarom betalen?
- Schades vergoeden
- Bedrijfskosten betalen
- Reserve opbouwen
- Winst maken

Slide 27 - Slide

Verzekeringskosten berekenen
Verzekeringskosten = (premie + poliskosten) + assurantiebelasting

Percentage uitrekenen van de assurantiebelasting (=21%)?
Percentagebedrag = Percentage / 100 x bedrag 

Assurantiebelasting betaal je over de premie+poliskosten

Slide 28 - Slide

Eigen risico
Het (eerste) deel van de schade dat je zelf moet betalen. 

De rest wordt door je verzekeringsmaatschappij betaalt. 

Wat gebeurt er als je een hoger eigen risico neemt?

Slide 29 - Slide

Wat weten jullie nu?
Waarom is het zinvol om iets te verzekeren?
Hoe bereken je of zoek je de premie op?
Hoe bereken je de verzekeringskosten
Hoe wordt de schadevergoeding vastgesteld?

Slide 30 - Slide