In het ritme van Obama

Nederlands examen lezen/luisteren
1. voor de vakantie: begrippenlijst >
in je mail krijg je de uitwerking en nog meer theorie 

Nu herhalen met 'soorten examenvragen'.  

2. Samen 1 examentekst oefenen, daarna zelf oefenen.

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands examen lezen/luisteren
1. voor de vakantie: begrippenlijst >
in je mail krijg je de uitwerking en nog meer theorie 

Nu herhalen met 'soorten examenvragen'.  

2. Samen 1 examentekst oefenen, daarna zelf oefenen.

Slide 1 - Slide

Soorten examenvragen
  1. De meeste vragen testen of je begrijpt waar een tekst of fragment over gaat, of je hoofd- en bijzaken kunt onderscheiden, of de inhoud betrouwbaar is, enz.

  2. Af en toe krijg je een vraag over de betekenis van een woord of een zin.

Voorbeeld vraag over betekenis woord / zin

Slide 2 - Slide

Vragen over onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp - waar gaat de tekst over in een of enkele woorden?

Hoofdgedachte - wat wordt er in één zin over dat onderwerp gezegd in de tekst ? (Ook wel: de kortst mogelijke samenvatting van de tekst)

Slide 3 - Slide

In welk tekstdeel wordt de hoofdgedachte vaak herhaald of samengevat?
A
In de inleiding
B
In de lead
C
In de tweede alinea
D
In het slot

Slide 4 - Quiz

Vragen over tekstrelaties
Tekstverbanden
Wat voor een verband hebben twee of meerdere alinea's met elkaar?

Signaalwoorden
Woorden die een signaaltje afgeven waaraan je het tekstverband kunt herkennen.

Slide 5 - Slide

Vragen over de functie van een tekstdeel
Bijvoorbeeld:
  1. Wat is de functie van de eerste vetgedrukte alinea?
  2. Wat is de bedoeling van het tekstdeel in het kader?

Let op:
  • De inhoud van de tekst
  • De plaats van een tekstdeel (inleiding / slot)
  • De vormgeving en manier van presenteren

Slide 6 - Slide

Standpunten en argumenten
Standpunt - de mening die iemand over een onderwerp heeft.
Ik vind dat... / Mijn mening is...

Argument - redenen waarmee je een ander overtuigt om er net zo over te denken.
Want, daarom, omdat, 

Slide 7 - Slide

Vragen over toon en houding
De deelnemers aan een gesprek kunnen zich op verschillende manieren opstellen. Hun houding kan neutraal zijn, maar ook partijdig, kritisch, verontwaardigd, enthousiast of afwijzend. Dat merk je aan de inhoud van wat ze zeggen, en aan de toon waarop.

Voor een leestekst geldt eigenlijk hetzelfde. Iemand die kritisch is, spreekt of schrijft anders dan iemand die enthousiast is.

Slide 8 - Slide

Nederlands
Lesdoel: samen oefenen tekst
In het ritme van Obama

ontvang je via mail

Waar begin je mee? Hoe pak je het aan?

Slide 9 - Slide

Opdracht leestekst (15 min.)
Stap 1: Bekijk de lay-out ( titel, lead, tussenkopjes, bron)
Stap 2: wat weet je al over het onderwerp? Schrijf dit in steekwoorden op.
Stap 3: Ga op zoek naar de hoofdzaken van de tekst door de tussenkopjes, eerste zinnen van de alinea's en laatste zinnen van de alinea's te lezen.
Stap 4: Lees de tekst intensief = helemaal. 
> Schrijf woorden op die je niet kent. Probeer de betekenis te achterhalen of zoek op.

Slide 10 - Slide

Bespreken woorden/begrippen
Daarna samen vragen behandelen

Slide 11 - Slide

woorden
verbeeldingskracht=
retorische trucjes=
legendarisch=
cadans=
visionair=
historici= 
esthetiek=

Slide 12 - Slide

betekenis woorden
verbeeldingskracht= fantasie
retorische trucjes= sprekerstrucjes; voor goed spreken in het openbaar
legendarisch= beroemd
cadans= regelmatig ritme
visionair= een helder beeld van een toekomstige ontwikkeling
historici= mensen die de geschiedenis bestuderen (enkelvoud = historicus)
esthetiek= schoonheid

Slide 13 - Slide

Begrippen in de vragen
vraag 2: 
A oorzaak- gevolg; bijv. Het regent hard, daardoor ben ik kletsnat
B standpunt-toelichting; bijv. Iets wat iemand vindt en uitleg waarom
C verschijnsel-verklaring; bijv. Bliksem, uitleg (redenen, oorzaken) hoe het ontstaat en gevolgen

Slide 14 - Slide

In het ritme van Obama

Bij deze tekst horen 12 meerkeuzevragen.
We maken samen de vragen en per vraag bespreken we het antwoord.

Slide 15 - Slide

Welk woord vat
alinea 3 het best samen?
timer
1:30
A
hoop
B
theatermaker
C
verbeeldingskracht

Slide 16 - Quiz


In alinea 3 staan deze zinnen:
Zin 1: "Obama vertelt, bijna als een theatermaker, een echt verhaal."
Zin 2: "Hij neemt het publiek mee in zijn verbeelding en wil mensen met woorden activeren."

Wat is de relatie tussen zin 1 en 2?
A
1. oorzaak, 2. gevolg
B
1. standpunt, 2. toelichting
C
1. verschijnsel, 2.verklaring

Slide 17 - Quiz

In alinea 4 staat: "Om dat te bereiken.."


Wat wil Obama bereiken?
timer
1:00
A
dat mensen een echt verhaal horen
B
dat mensen hoop krijgen
C
dat mensen worden geactiveerd

Slide 18 - Quiz

In alinea 4 heeft de auteur
het over "sprekerstrucjes".


In welke alinea's worden die beschreven?
timer
2:00
A
alinea 4 t/m 6
B
alinea 4 t/m 7
C
alinea 4 t/m 8

Slide 19 - Quiz

In alinea 5 staat: "Piras zwijgt even."


Waarom noemt de auteur dit?
timer
1:30
A
om aan te geven dat Piras een voorbeeld geeft van Obama's spreekwijze
B
om aan te geven dat ook Piras denkpauzes nodig heeft
C
om exact verslag te doen van hetgeen Piras zegt en doet

Slide 20 - Quiz

Wat kan het gevolg zijn van
"het ritme" van Obama (alinea 6) voor toehoorders?
timer
1:30
A
ze begrijpen de inhoud van de speech misschien beter
B
ze luisteren misschien minder scherp
C
ze vergeten de boodschap misschien sneller

Slide 21 - Quiz

In alinea 9 zegt Willem Post: „Het is een rede waarin je visionair kunt zijn en kunt ontsnappen aan de ’bubble’ van Washington. Even ga je boven de partijen staan. Hier kijken de historici later automatisch op terug.”

Waar is dit een voorbeeld van? Dit is een voorbeeld van wat deskundigen in de tekst omschrijven als een:
timer
1:00
A
drieslag
B
herhaling
C
tegenstelling

Slide 22 - Quiz

In alinea 1 staat de uitspraak: :"Hij spreekt zoals Stevie Wonder zingt"


Wie doet deze uitspraak?
timer
1:00
A
de auteur
B
Donatello Piras
C
Johan Fretz
D
Willem Post

Slide 23 - Quiz

Wat zijn, naast de retorische trucjes, andere belangrijke factoren die "het geheim van Obama's speeches" (alinea 1) verklaren?


timer
1:00
A
Hij heeft muzikaliteit en kiest goede momenten voor mooie woorden
B
Hij heeft muzikaliteit en verbeeldingskracht
C
Hij heeft verbeeldingskracht en kiest goede momenten voor mooie woorden

Slide 24 - Quiz

Waarop is de informatie uit
deze tekst voornamelijk gebaseerd?
timer
1:00
A
op de mening van de auteur
B
op de mening van experts
C
op de mening van de auteur en experts

Slide 25 - Quiz

Hoe kun je deze tekst het beste typeren?
timer
0:30
A
Het is een analyse van Obama's redevoeringen
B
Het is een recensie van Obama's redevoeringen
C
Het is een verslag van reacties op Obama's redevoeringen

Slide 26 - Quiz

Welke van onderstaande zinnen
geeft het beste de hoofdgedachte weer?
timer
1:00
A
Obama kan door zijn talent voor speechen zijn toehoorders inspireren.
B
Obama kan evengoed speeches geven als Kennedy, Martin Luther King jr. en Churchill.
C
Obama kan met zijn speeches zijn publiek zowel verleiden als misleiden.

Slide 27 - Quiz

Evaluatie
Dit was één tekst van een (oud) examen. 
Wat vond je makkelijk/moeilijk en waarom?


> zelf aan de slag via NU Ned/Examensprint of Facet

Slide 28 - Slide

Schrijfexamen
Op vrijdag 7 juni 
Tijdens de les vanaf 13:00 uur.
Communicatie is dan van 11:30 tot 12:30 uur.

Slide 29 - Slide