2.1 - Naar een ander soort leven

2.1 - Naar een ander soort leven (Les 1)
1 / 19
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

2.1 - Naar een ander soort leven (Les 1)

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan je:
  • 2 middelen van bestaan noemen
  • 2 voorbeelden noemen over hoe de jagers/verzamelaars leefden
  • Kort uitleggen waarom de jagers/verzamelaars niet op 1 plek woonden
  • Uitleggen wat de grondwet van 1848 veranderde in de manier van het besturen in Nederland.
  • Wat is een constitutionele monarchie
  • Benoem een verschillen tussen de conservatieven en liberalen in deze tijd.
  • Waarom was er in 1848 nog geen democratie?
= Wat ga je aan het eind van de les kennen + kunnen?

Slide 2 - Slide

Bestuur NL vanaf 1815
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden 
  • Nederland + België + Luxemburg

Nederland werd een Constitutionele monarchie 
  • Land met grondwet EN koning

Eerste Kamer + Tweede Kamer --> stemmen of wetten uitvoerbaar waren.




Vanaf 1811 was heel Nederland veroverd door Frankrijk!
Toen Napoleon werd verslagen, werd NL in 1815 weer zelfstandig, met Willem I als koning. Hij was het staatshoofd.
Ministers maakten wetten en bestuurden het land. Wel moesten ze luisteren naar de koning.
timer
3:00

Slide 3 - Slide

Grondwet 1848
Veel mensen ontevreden over het bestuur.

In 1848 dreigde er revolutie uit te breken. Willem II liet daarom Thorbecke een grondwet schrijven.
  • (rijke) Burgers kregen meer inspraak.
  • Koning minder macht.
VS.
Liberalen = meer vrijheid in de politiek
Conservatieven = de politiek moet hetzelfde blijven
Willem II bleef wel koning, maar mocht zich niet meer bemoeien met de politiek.
"Macht moet bij de koning en de adel blijven!"
"Nee! Er moet meer macht naar rijke ondernemers!"
timer
3:00

Slide 4 - Slide

Opdrachten maken
Samen lezen theorie blz. 51/52

Maak van 2.1 opdracht 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7
Hoe? Fluister stilte

Klaar?
Haal de nieuwe opdracht voor in de klas op.

Slide 5 - Slide

Leerdoelen beantwoorden
Aan het eind van deze les kan je:
  • 2 middelen van bestaan noemen
  • 2 voorbeelden noemen over hoe de jagers/verzamelaars leefden
  • Kort uitleggen waarom de jagers/verzamelaars niet op 1 plek woonden
  • Uitleggen wat de grondwet van 1848 veranderde in de manier van het besturen in Nederland.
  • Wat is een constitutionele monarchie
  • benoem een verschil tussen de conservatieven en liberalen in deze tijd.
  • Waarom was er in 1848 nog geen democratie?
= Wat ga je aan het eind van de les kennen + kunnen?

Slide 6 - Slide

2.1 Leerdoelen (Les2)
Aan het eind van deze les kan je:
  • 2 middelen van bestaan noemen
  • 2 voorbeelden noemen over hoe de jagers/verzamelaars leefden
  • Kort uitleggen waarom de jagers/verzamelaars niet op 1 plek woonden
  • Benoemen hoe de leef- en werkomstandigheden van arbeiders waren
  • Uitleggen hoe de samenleving veranderde door de industrialisatie.
= Wat ga je aan het eind van de les kennen + kunnen?

Slide 7 - Slide

Het lot van de arbeiders
Veel mensen vertrokken naar de stad
  • Wonen én werken

De omstandigheden in de stad waren voor de meeste arbeiders verschrikkelijk.

De slechte leef- en 
werkomstandigheden noemen we de sociale kwestie 
Door de komst van fabrieken werd Nederland een industriële samenleving
Ook kinderen moesten werken met gevaarlijke machines...
Arbeiders leefden vaak in krottenwoningen. Het was klein, vies en er braken vaak ziektes uit...

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Samen sta je sterk!
Rijkdom was niet eerlijk verdeeld in NL

Arbeiders kwamen op voor hun rechten en richtten vakbonden op!

Er kwamen meer wetten die het leven van de arbeiders beter maakten.
De Woningwet (1901) moest zorgen voor veiligere huizen
Er werd vaak gestaakt door vakbondleden voor betere werkomstandigheden!

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Leerdoelen herhalen
Pak je laptop erbij en ga naar:
www. lessonup.com

Slide 12 - Slide

Wat is een constitutionele monarchie?
A
Een land met een koning
B
Een land met een grondwet
C
Een land met een president en een grondwet
D
Een land met een koning en een grondwet

Slide 13 - Quiz

In 1848 kreeg Nederland een liberale grondwet. Wie maakte deze grondwet?
A
Willem I
B
Thorbecke
C
Van Houten
D
Willem II

Slide 14 - Quiz

Wat is NIET waar?
Na 1848 ....
A
kregen de burgers meer vrijheden
B
kreeg het parlement meer te zeggen
C
mocht de koning alles beslissen in het land
D
mochten alleen rijke mannen stemmen

Slide 15 - Quiz

Vakbonden zijn..
A
Groepen die graag willen protesteren
B
Organisaties die opkomen voor rechten van arbeiders
C
Groep vrouwen en kinderen die moeten werken
D
Politieke partijen die opkomen voor mensen

Slide 16 - Quiz

Hoe noemen we de problemen van de arbeiders eind 19de eeuw?
A
Liberale kwestie
B
Conservatieve kwestie
C
Sociale kwestie
D
Asociale kwestie

Slide 17 - Quiz

Waar of niet waar: Het kinderwetje zorgde voor een volledige afschaffing van kinderarbeid?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz




Maakwerk!


BK

Werkboek
  • Introductie H2 (blz. 44-45)
  • 2.1 (opdracht 2-3-4-5-6-7-8)

Klaar?
  • Herhaling 2.1 maken (blz. 51)
  • Verdieping 2.1 maken (blz. 52)
Aan de slag!

Slide 19 - Slide