GL 2VWO toets voca en PC eerste jaar

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

toets woordjes eerste jaar

bonne chance

je suis une fille géniale

1. jij bent een geweldig meisje
2. zij is een geweldig meisje
3. ik ben een geweldig meisje
4. ik spreek een geweldig meisje

serveur: de rien, au revoir

1. ober: graag gedaan, tot ziens
2. ober: graag gedaan, ooievaar
3. ober: bedankt,smakelijk eten
4. ober: graag gedaan, goedendag

Kleren koop je in de winkel

1. On achète des vêtements au magasin
2. On vend des vêtements au magasin
3. On parle des vêtements à la boulangerie
4. On cherche des vêtements au supermarché

il a dit quelque chose bizarre

1. hij heeft iets doms gezegd
2. hij heeft iets grappigs gezegd
3. hij zegt iets vreemds
4. hij heeft iets vreemds gezegd

mon ami a un rendez-vous à la plage

1. mijn vriendin heeft een afspraak op het plein
2. mijn vriend heeft een date op het strand
3. mijn vriendin heeft een afspraak op het strand
4. mijn vriend heeft een afspraak op het strand

Wat is dat, een mobieltje?

1. C'est comment, un portable
2. C'est quoi, un portable?
3. C'est qui, un portable?
4. C'est quand, un téléphone?

vertaal het woord 'maintenant' in het Nederlands

vertaal het woord 'nog steeds' in het Frans

Nous avons perdu le match.

1. Ik heb de wedstrijd verloren
2. Jullie hebben de wedstrijd verloren.
3. Zij hebben de wedstrijd verloren.
4. Wij hebben de wedstrijd verloren.

Dat is een dik ding.

1. C'est une chose gros.
2. C'est une fête grosse.
3. C'est une chose grosse.
4. C'est un endroit gros.

Samen spelen is leuk.

1. Jouons ensemble, c'est embêtant
2. Jouer ensemble, c'est sympa
3. Jouer ensemble c'est sportif.
4. Jouez seul c'est sympa

Zij is van gemiddelde lengte

1. Elle est de taille modeste.
2. Elle est de taille moyenne. Elle est de taille moyenne.
3. Elle a un taille moyenne.
4. Elle a quelle taille.

vertaal 'parfois'

vertaal 'de bril'

we eten dezelfde maaltijd

1. vous mangez le même repas
2. nous mangeons le même repas
3. nous mangeons un différent repas
4. on mange un facil repas

vertaal 'bijna gewonnen'

vertaal 'il est un peu difficile'

vertaal 'houdt hij van sport?'

Ja, behalve van tennis.

1. Oui, sauf le tennis
2. Oui, except le tennis.
3. Oui, pas mal le tennis.
4. Oui, hier le tennis.

vertaal 'le dernier jour des vacances'

vertaal 'la semaine prochaine'

tu as les cheveux roux

1. ze heeft blond haar
2. je hebt rode paarden
3. je hebt rood haar
4. ze heeft rood haar

pourquoi il est seul?

1. waarom is hij een sul?
2. omdat hij een sul is?
3. waarom is hij alleen?
4. omdat hij alleen is?

parce qu'il est embêtant

1. omdat hij een beest is
2. omdat hij vervelend is
3. omdat hij vreemd is
4. omdat hij verlegen is

Hoe heet jij?

1. Comment tu t'appeles?
2. Comment tu tappelles
3. Comment tu t'appelle?
4. Comment tu t'appelles?

hoeveel kost dat?

1. comment ça coute?
2. comment c'est cher?
3. ça coute combien?
4. ça paye combien?

Monique essaye de faire du foot.

1. Monique wil voetballen.
2. Monique gaat voetballen.
3. Monique haat voetballen.
4. Monique probeert te voetballen.

Elle n'est pas mal, c'est vrai.

1. Ze is niet slecht, dat is waar.
2. Ze is waardeloos, dat is waar.
3. Ze is sportief, dat is ook zo.
4. Ze is goed, dat is waar.

Donc, comme presque tout le monde, elle aime le foot.

1. Maar zoals iedereen, is ze dol op voetbal.
2. Daarentegen, zoals bijna iedereen houdt ze niet van voetbal.
3. Dus, zoals iedereen houdt ze van voetbal.
4. Dus, zoals bijna iedereen, houdt ze van voetbal.