Taalcompleet 3.1 t/m blz 91

Woordenschat oefenen
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woordenschat oefenen

Slide 1 - Slide

... ........................ is kapot, dus de weg hier is heel donker.
A
Deze getuige
B
Deze kruiwagen
C
Dit slachtoffer
D
Deze lantaarnpaal

Slide 2 - Quiz

Tijdens ...... praten we over een nieuwe speeltuin
A
de les
B
de bijeenkomst
C
de dag
D
de mededeling

Slide 3 - Quiz

Het is al laat, mijn dochter is nog niet thuis. Ik ben....
A
moedig
B
nuttig
C
ongerust
D
op de hoogte

Slide 4 - Quiz

Er is bij ons...... . Onze laptops zijn gestolen.
A
geleund
B
ademgehaald
C
ingebroken
D
meegedaan

Slide 5 - Quiz

Een buurtapp is heel .... om hulp te vragen aan je buren.
A
mooi
B
geschikt
C
ongerust
D
gezakt

Slide 6 - Quiz

Op je werk moet je goed kunnen ..... .
A
optillen
B
inbreken
C
communiceren
D
meedoen

Slide 7 - Quiz

Volgende week hebben we les in een lokaal aan .....
A
de voorkant
B
de onderkant
C
de bovenkant
D
de overkant

Slide 8 - Quiz

Hij heeft het zand met de.....naar de tuin gebracht
A
schep
B
kruiwagen
C
bladeren
D
container

Slide 9 - Quiz

Aan het begin van de les deed de docent een aantal belangrijke ...... .
A
containers
B
stappen
C
dingen
D
mededelingen

Slide 10 - Quiz



Meervoud
zie blz. 91


Slide 11 - Slide

MEERVOUD op -ën

Woorden die eindigen op -ee of -ie maak je langer met -ën of met -n (let op de plaats van de klemtoon)

fee = feeën

knie = knieën

bacterie = bacteriën

porie = poriën

Slide 12 - Slide

MEERVOUD op -heid

Woorden die eindigen op -heid maak je langer met - heden. 

Moeilijkheid -> Moeilijkheden
Vrijheid --> Vrijheden

Slide 13 - Slide

Meervoud
Zelfstandige naamwoorden die eindigen op -en, -el, -em, -er, -ie, -eau, -eur en -je, krijgen in het meervoud meestal een s erbij.
  • Tafels
  • Molens
  • Kamers
  • Bureaus
  • Monteurs

Slide 14 - Slide

Meervoud uitzonderingen
Woorden met een korte klank
De dag  - de daggen                                                 - de dagen
Het bedrag - de bedraggen                                  - de bedragen
Het glas - de glassen                                               - de glazen
Het blad - de bladden                                              - de bladeren
Het ei - de eien                                                            - de eieren
De koe - de koeën                                                      - de koeien

Slide 15 - Slide

Eén schilderij
twee ..................

Slide 16 - Open question

Eén glas
twee ...................

Slide 17 - Open question

één moeilijkheid
twee ......................

Slide 18 - Open question

één tafel
twee ....................

Slide 19 - Open question

één machine
twee .......................

Slide 20 - Open question

één matras
twee ...................

Slide 21 - Open question

één ei
twee ......................

Slide 22 - Open question

één bedrag
twee ......................

Slide 23 - Open question

één stad
twee ...................

Slide 24 - Open question

één koe
twee .......................

Slide 25 - Open question

De zee
A
De zeen
B
De zeeën
C
De zeeen
D
De zeën

Slide 26 - Quiz

Het bedrag
A
de bedraggen
B
de bedrag
C
De bedragen
D
de bedrags

Slide 27 - Quiz

Het ei
A
de eieren
B
de eien
C
de eiren
D
de eis

Slide 28 - Quiz

Het cadeau
A
de cadeau's
B
de cadeauën
C
de cadeaux
D
de cadeaus

Slide 29 - Quiz

De koe
A
de koeën
B
de koeien
C
de koeieren
D
de koes

Slide 30 - Quiz

De hoeveelheid
A
de hoeveelheden
B
de hoeveelheids
C
de hoeveelheiden
D
de hoeveelhedden

Slide 31 - Quiz

Het kind
A
de kinder
B
de kinderen
C
de kinds
D
de kindderren

Slide 32 - Quiz

De regisseur
A
de regiseuren
B
de reggisseurs
C
de regisseuren
D
de regisseurs

Slide 33 - Quiz

Het glas
A
de glazen
B
de glazzen
C
de glassen
D
de glasen

Slide 34 - Quiz