2. |zinsdelen|: zo groot mogelijk stuk zin dat voor de PV past
3. (O): WIE/ WAT + PV
4. WWG: PV + een rest
{ww-rest}
[niet-ww rest]
5. LV: WIE/ WAT + WG + O
6. MV:
AAN/ VOOR WIE/ WAT + WG + O + LV
7. BWB: plaats/ tijd/ vraagwoord
Slide 4 - Slide
De volgorde van ontleden en de vraag die je erbij stelt:
1. PV Tijdproef, getalproef (vraagproef)
2. Verdeel de zin in zinsdelen hfst 2
3a. WWG Alle werkwoorden in een zin (pv + inf/vdw/te + inf) 3b. NWG Alle werkwoorden (minstens één koppelwerkwoord) + het naamwoordelijk deel
4. OND Vraag O: WIE of WAT + PV + andere werkwoorden?
5. LV Vraag LV: WAT of WIE + PV + O + andere werkwoorden? ! Als je te maken hebt met een NWG, heb je NOOIT een LV !
6. MV Vraag: AAN WIE of VOOR WIE + PV + O + LV + andere werkwoorden?
7. BWB Geeft antwoord op: Waar? Wanneer? Hoe laat? Hoe vaak? Waarom? Waardoor? Waarmee? Waaruit? Met wie? Door wie? Hoe? Hoeveel? De woordjes: wel, niet, nog, ook en toch zijn altijd BWB. Als je PV t/m MV goed hebt ontleed, zijn je overgebleven zinsdelen (meestal) BWB.
Slide 5 - Slide
In welke volgorde ontleed je een zin?
BWB
PV
o
zinsdelen
WWG
Lv
MV
Slide 6 - Drag question
Ontleed de zin. Sleep de zinsdelen naar de juiste benamingen.
Tekst
wwg
ond
mv
lv
bwb
Aan wie
zal
de president
de medaille
straks
geven?
Slide 7 - Drag question
Ontleed de zin. Sleep de zinsdelen naar de juiste benamingen.
wwg
ond
mv
lv
bwb
Onderweg
heeft
zij
een high-five
haar zus
gegeven.
Slide 8 - Drag question
Na dat zware werk
smaakt
een glas limonade
BWB
heerlijk.
PV
Onderwerp
Slide 9 - Drag question
Die tentoonstelling
werd
door de minister
BWB
geopend
Onderwerp
WWG
Slide 10 - Drag question
Ontleed de volgende zin De brugklas gaat volgende week op zeilkamp.
A
pv= de brugklas,
o= gaat
wwg= gaan op zeilkamp
B
pv= gaat
o= de brugklas
wwg = gaan op zeilkamp
C
pv= gaat
o= de brugklas
wwg= gaan
D
pv= gaat
o= de brugklas
wwg= volgende week
Slide 11 - Quiz
Ontleed de volgende zin. Zou hij dat echt niet gedaan hebben?
A
pv= gedaan
o= hij
wwg= gedaan hebben
B
pv = hij
o= dat
wwg = gedaan hebben
C
pv=zou
o= dat
wwg= zou gedaan hebben
D
pv= zou
o= hij
wwg= zou gedaan hebben
Slide 12 - Quiz
Ontleed de volgende zin. De jarige had dat helemaal niet verwacht.
A
pv= de jarige
o= had
wwg= had verwacht
B
pv= had
o= de jarige
wwg= had verwacht
C
pv= de jarige
o= dat
wwg= had verwacht
D
pv= had
o= de jarige
wwg= verwacht
Slide 13 - Quiz
Maak het werkblad
Zet je naam erop
zet een streep onder de persoonsvorm
zet een cirkel om het onderwerp
schrijf het werkwoordelijke gezegde op achter de zin
klaar? mag je het inleveren.
Slide 14 - Slide
digitale leeromgeving
Extra oefenen?
ga naar je magister
leermateriaal
dan naar grammatica hfst 1 en maak hier je opdrachten van dit hoofdstuk
Slide 15 - Slide
Wat kies je?
Ik snap het! Ik wil graag zelf aan de slag.
Ik snap het nog niet zo goed. Ik wil graag opdrachten samen maken
Slide 16 - Poll
Hoe vind je dat je het hebt gedaan?
Slide 17 - Poll
Maak de volgende opdrachten
Slide 18 - Slide
Extra uitleg?
op YouTube vind je Arnoud Kuipers
Hij heeft van alle onderdelen van de Nederlandse taal uitleg filmpjes gemaakt.