week 40

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • describir objetos
  • pronombres demostrativos
  • comparaciones
  • Complemento directo
  • los números
Semana 40
1 / 30
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • describir objetos
  • pronombres demostrativos
  • comparaciones
  • Complemento directo
  • los números
Semana 40

Slide 1 - Slide

Wereldbaan in Spanje: nieuwe smaken van Chupa Chups testen voor 1000 euro
Salvador Dalí
1958 Gol 1960
Histro Stoichkov
1990, 164 landen 

https://www.spanjevandaag.com/29/09/2024/wereldbaan-in-spanje-nieuwe-smaken-van-chupa-chups-testen-voor-1000-euro/
https://www.chupachups.nl/geschiedenis

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Ik kan het lijdenvoorwerp als persoonlijk voornaamwoord gebruiken
  • Ik ken de getallen tm 1000
  • Ik kan het aanwijzend voornaamwoord gebruiken
  • Ik kan vergelijkingen maken
  • Ik kan voorwerpen beschrijven

Slide 3 - Slide

Comparar objetos
        
            +               más  + bijvoeglijk naamwoord + que                          
                     menos + bijvoeglijk naamwoord + que                    
                  tan + bijvoeglijk naamwoord + como                
vergelijkingen

Slide 4 - Slide

Juan es ...... trabajador ........
María. (=)

Slide 5 - Open question

Joey es ........ listo ......... Rachel. (+)

Slide 6 - Open question

Yo soy ....... rico ......
vosotros. (-)

Slide 7 - Open question

"Narcos" es ....... divertido
....... "La casa de papel. (=)

Slide 8 - Open question

Haz comparaciones

Slide 9 - Slide

Pronombres demostrativos
aanwijzende voornaamwoorden

Slide 10 - Slide

Aquí
Ahí
Allí
ESTE
ESA
AQUELLOS
ESTA
AQUELLA
ESE
ESTAS
ESAS
AQUELLAS
ESOS
AQUEL
ESTOS

Slide 11 - Drag question

......... mesa que está aquí me encanta.
A
Este
B
Esta
C
Ese
D
Esa

Slide 12 - Quiz

¿Me das ........ libro de ahí?
A
este
B
esta
C
ese
D
esa

Slide 13 - Quiz

Ana, ¿Puedes traerme ........... cajas de allí?
A
esta
B
esa
C
estas
D
aquellas

Slide 14 - Quiz

Repaso describir objetos
¿Cómo es? Es + bijvoeglijk naamwoord (redondo, grande, etc)
¿De qué es? Es de + materiaal (metal, madera, etc)
¿Para que sirve? Sirve para + hele werkwoord (escribir, leer, etc)
voorwerpen beschrijven

Slide 15 - Slide

Beschrijf dit voorwerp in het Spaans (¿Cómo es? , ¿De qué es?, ¿Para qué sirve?)

Slide 16 - Open question

Beschrijf dit voorwerp in het Spaans (¿Cómo es? , ¿De qué es?, ¿Para qué sirve?)

Slide 17 - Open question

Describir objetos
Beschrijf de voorwerpen op de kaartjes. 


¿Cómo es? Es + bijvoeglijk naamwoord (redondo, grande, etc)
¿De qué es? Es de + materiaal (metal, madera, etc)
¿Para que sirve? Sirve para + hele werkwoord (escribir, leer, etc)

Slide 18 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp
lijdend voorwerp

Slide 19 - Slide

Ik hou van jou.
............ quiero.

Slide 20 - Open question

Ik mis jou.
............ extraño.

Slide 21 - Open question

Jij houdt van mij.
............ quieres.

Slide 22 - Open question

Ik mis jullie.
............ extraño.

Slide 23 - Open question

Hij belt ons.
............ llama.

Slide 24 - Open question

Je moet me niet bellen.
No tienes que ........

Slide 25 - Open question

Corregir los deberes
LA p. 19 ej. 3,4,5 p. 26/27 ej 1- 6
LE 1.7, 1.8, 1.9, 1.11, 1.19
Unidad 1

Slide 26 - Slide

LA, p 19 OPDR 3,4,5 

Slide 27 - Slide

LA, p 26/27 OPDR 1-6 

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Deberes - apunta en la agenda
Leren: woorden 2.1, 2.2, 2.3, 2.4 en 2.5
Maken: LA p.23 OPDR 1 p. 24/25 OPDR 2 en 3
             Werkblad getallen en lijdend voorwerp

Slide 30 - Slide