This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
CURSUS 4: Taal
paragraaf 1
Cursus 4: TAAL
§1 Moedertaal
Open je boek op blz. 90-91
Ga in de LessonUp!
Slide 1 - Slide
Je weet wat de woorden moedertaal, vreemde taal en tweede taal betekenen.
Je weet het verschil tussen moedertaal, vreemde taal en tweede taal.
Taaldoel: je kunt aan degene naast je uitleggen wat een 'begrip' is.
Lesdoelen
Slide 2 - Slide
In deze les gaan we:
bespreken met welk onderdeel we het schooljaar starten;
een aantal opdrachten van Cursus 4, paragraaf 1 maken;
in gesprek over de begrippen moedertaal, tweede taal en vreemde taal.
Slide 3 - Slide
Gebruik je iPad alleen als dat nodig is.
Als de docent aan het woord is, is de rest van de klas stil.
Als een klasgenoot aan het woord is, is de rest van de klas stil.
Kortom, we luisteren naar elkaar en weten wanneer we mogen praten.
De regels tijdens de lessen Nederlands
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
''Is het Nederlands een moeilijke taal om te leren?''
Wat vind jij?
Slide 8 - Slide
Wat?
Opdracht 1 (blz. 90).
Hoe?
In tweetallen, overleg fluisterend.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
3 minuutjes.
Klaar?
Lees de vragen van opdracht 2, 3 en 4 alvast.
Opdracht 1
timer
3:00
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
De taal waarin je hebt leren spreken vanaf je geboorte.
Deze taal heb je zeer waarschijnlijk op een natuurlijke maniergeleerd.
Kun je zowel Nederlands als Fries als moedertaal hebben? Waarom wel of niet?
Moedertaal
Slide 11 - Slide
Wat is jouw moedertaal?
Slide 12 - Mind map
Niet iedereen leert de Nederlandse taal vanaf de geboorte.
Voor sommige mensen in Nederlands een tweede taal. Deze leren zij er later bij en spreken ze uiteindelijk net zo goed als hun moedertaal. Je spreekt dan dus twee talen!
Tweede taal
Slide 13 - Slide
Welke taal zou jij nog willen leren? En lijkt je dat moeilijk of makkelijk?
Slide 14 - Open question
Een vreemde taal is een (buitenlandse) taal die je later leert spreken. Bijvoorbeeld op school (Engels, Duits, Frans, Spaans).
Vreemde taal
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Video
Wat?
Cursus 4 Taal, paragraaf 1: Moedertaal Opdracht 2 en 3 (blz. 90-91).
Hoe?
Zelfstandig of in tweetallen.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
10 minuten.
Klaar?
Blader alvast door de andere paragrafen van Cursus 4: Taal.
Aan de slag
timer
10:00
Slide 17 - Slide
Je weet wat de woorden moedertaal, vreemde taal en tweede taal betekenen.
Je weet het verschil tussen moedertaal, vreemde taal en tweede taal.
Taaldoel: je kunt aan degene naast je uitleggen wat een 'begrip' is.
Lesdoelen
Slide 18 - Slide
Al voor je geboren bent, ontwikkel je een gevoel voor taal.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 19 - Quiz
Je moedertaal is de taal die je vanaf je geboorte hebt geleerd.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 20 - Quiz
Voor mensen uit het buitenland is het makkelijk om het Nederlands te leren.
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quiz
Wanneer ben je 'tweetalig'? Probeer het eens uit te leggen in je eigen woorden.
Slide 22 - Open question
Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?