grammatica 2.7 2kg

grammatica 2.7 2kg
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

grammatica 2.7 2kg

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
lezen
uitleg woordsoorten
maken 1-1 t/m 1-3 + 5 van 2.7 grammatica
Leerdoelen:
 Lidwoorden, zelfstandige naamwoorden, Bijvoeglijke naamwoorden, werkwoorden, voorzetsels en pers. voornaamwoorden

Slide 2 - Slide

Lidwoorden
De, het en een

De en het = bepaalde lidwoorden
Een = onbepaald lidwoord

Slide 3 - Slide

De kinderen zien een grote uil vliegen.
Wat is het lidwoord in deze zin?
A
De kinderen
B
een
C
grote
D
uil

Slide 4 - Quiz

Ik heb de marathon heel snel gerend.
Wat is het lidwoord?
A
ik
B
heb
C
de
D
snel

Slide 5 - Quiz

Zelfstandige naamwoorden
Mensen, dieren en dingen

Twijfel? de of het

Uitzondering: namen

Slide 6 - Slide

Bijvoeglijke naamwoorden
eigenschap van mens, dier en ding etc.

Bijvoorbeeld: rood, slim en kort

Slide 7 - Slide

Het knuffeltje is voor veel geld verkocht.
Welke woorden zijn zelfstandige naamwoorden?
A
het en veel
B
knuffeltje en verkocht
C
veel en geld
D
knuffeltje en geld

Slide 8 - Quiz

Anne gaat in de vakantie naar Zweden.
Benoem de zelfstandige naamwoorden.
A
Anne
B
Anne, vakantie en Zweden
C
vakantie en Anne
D
Anne en Zweden

Slide 9 - Quiz

De grappige cabaretier heeft een mooie show gegeven.
Benoem de bijv. naamwoorden.
A
grappige en mooie
B
grappige en cabaretier
C
mooie en show
D
show en cabaretier

Slide 10 - Quiz

Ik krijg die stomme tv niet aan!
Benoem de bijv. naamwoorden
A
ik
B
krijg
C
stomme
D
niet

Slide 11 - Quiz

voorzetsels en werkwoorden
voorzetsels -> kast woorden
Voorbeeld: op, naast en achter

Werkwoorden -> dingen die je kan doen

Slide 12 - Slide

Ik heb een cadeautje verstopt achter de deur.
Benoem de voorzetsels
A
achter
B
deur
C
een
D
heb

Slide 13 - Quiz

Ik heb een cadeautje verstopt achter de deur.
Benoem de werkwoorden
A
heb achter de deur verstopt
B
heb verstopt
C
verstopt
D
heb een cadeautje verstopt

Slide 14 - Quiz

voornaamwoorden
Persoonlijke voornaamwoorden: ik, je, u, hij, haar, jullie, ze en hen
psv= persoonlijk voornaamwoord

Bezittelijke voornaamwoorden: mijn, jouw, je, uw, zijn, haar, onze, jullie, uw, hun
bzv= bezittelijk voornaamwoord

Slide 15 - Slide

Dat is haar nieuwe boekenkast.
Is haar in deze zin een bzv of een psv?
A
bzv
B
psv

Slide 16 - Quiz

Ik heb jou gisteren nog gezien.
Is jou een bzv of een psv?
A
bzv
B
psv

Slide 17 - Quiz

Je mag mijn videoland wel gebruiken.
Is mijn een bzv of een psv?
A
bzv
B
psv

Slide 18 - Quiz

Zelf aan de slag!
1-1 t/m 1-3 en opdracht 5

Klaar? Test jezelf om te oefenen voor de AMN-toets

Slide 19 - Slide