Signaalwoorden 1 Mavo 3

Signaalwoorden 1
Vandaag gaan we oefenen met signaalwoorden.

Onderwerpen die aan de orde komen:
  • Wat zijn signaalwoorden
  • Welke soorten signaalwoorden heb je
  • Hoe gebruik je ze in de zin
We beginnen met Nederlands, daarna gaan we naar het Duits
1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Signaalwoorden 1
Vandaag gaan we oefenen met signaalwoorden.

Onderwerpen die aan de orde komen:
  • Wat zijn signaalwoorden
  • Welke soorten signaalwoorden heb je
  • Hoe gebruik je ze in de zin
We beginnen met Nederlands, daarna gaan we naar het Duits

Slide 1 - Slide

Wat zijn signaalwoorden
Een signaalwoord is een verbindingswoord. Het geeft een verband aan tussen zinsdelen, zinnen of tussen alinea's.

Signaalwoorden geven het verband aan tussen alinea’s en zinnen en zijn dus heel belangrijk voor de begrijpelijkheid van een tekst. Het geeft informatie over hoe een tekst is opgebouwd. Zonder signaalwoorden van tijd, bijvoorbeeld, weet je als lezer niet of een tekst chronologisch of niet-chronologisch is opgebouwd en dan wordt een tekst een stuk minder duidelijk. Als een tekst met weinig signaalwoorden is geschreven, lijken de zinnen los van elkaar te staan en is de tekst lastiger te volgen. Signaalwoorden maken de tekst dus een stuk duidelijker. Vergelijk bijvoorbeeld deze zinnen:

Slide 2 - Slide

Soorten signaalwoorden
De kat sprong uit het raam, landde op vier poten en rende weg.
Duidelijker is:
De kat sprong uit het raam, waarna hij op vier poten landde en meteen wegrende.
Of:
Ik ga elke zondag wielrennen. Met harde wind fiets ik niet.
Duidelijker is de zin:
Ik ga elke zondag wielrennen, behalve als het hard waait.

Met signaalwoorden kun je als schrijver van alles duidelijk maken aan je lezers. Je geeft aan in welke volgorde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden (eerst, daarna) of dat je lezers de conclusie van je stuk gaan lezen (dus, concluderend).

Maar pas op, als je teveel signaalwoorden gebruikt, kan je tekst juist warriger worden en gebruik je meer woorden dan nodig. Kijk bijvoorbeeld naar de onderstaande zin:

Aanvankelijk dacht ik eerst dat hij mij niet zag zitten, maar toch kwam ik er later achter dat hij mij ook heel leuk vond. Intussen zijn we inmiddels al vijf jaar bij elkaar.

Dit zou je ook veel korter kunnen schrijven, bijvoorbeeld:

Aanvankelijk dacht ik dat hij mij niet zag zitten, maar ik kwam er later achter dat hij mij ook heel leuk vond. Inmiddels zijn we al vijf jaar bij elkaar.

Slide 3 - Slide

TIJD
Signaalwoorden: voordat, vroeger, aanvankelijk, eerst, nadat, daarna, wanneer, intussen, tegelijkertijd, tijdens.

Voorbeeld: vroeger hield ik niet van spruitjes, maar intussen ben ik er dol op.

Slide 4 - Slide

OPSOMMING
Signaalwoorden: en, ook, verder, ten eerste/ten tweede, in de eerste plaats/in de tweede plaats, daarnaast, bovendien, vervolgens, ten slotte, als laatste.

Voorbeeld: daarnaast houd ik ook veel van boerenkool en vissticks.

Slide 5 - Slide

Tegenstelling
Signaalwoorden: maar, echter, toch, niettemin, desondanks, daarentegen, enerzijds, hoewel, ofschoon, integendeel.

Voorbeeld: [...] maar zuurkool vind ik heel vies.

Slide 6 - Slide

Overeenkomst, vergelijking
Signaalwoorden: net zoals, hetzelfde als, evenals, evenzeer, overeenkomstig, is vergelijkbaar met.

Voorbeeld: [...] evenals gekookte wortels, die lust ik ook niet.


Slide 7 - Slide

Voorbeeld
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, zo, ter illustratie, dat wil zeggen, zoals, onder andere.

Voorbeeld: in het weekend maak ik nooit huiswerk. Ik doe dan alleen leuke dingen, zoals afspreken met vrienden, gamen en boeken lezen.

Slide 8 - Slide

Oorzaak - gevolg
Signaalwoorden: want, doordat, daardoor, waardoor, dat komt door, als gevolg van, ten gevolge van.

Voorbeeld: soms geeft de docent op vrijdag huiswerk voor maandag, waardoor mijn weekendplannen in het water vallen.

Slide 9 - Slide

En nu naar het Duits
Het is belangrijk dat je eerst een aantal Duitse signaalwoorden leert voordat we verder gaan.
Voordat geeft een voorwaarde en volgorde aan: eerst leren, dan verder gaan.

Slide 11 - Slide

tijdens
alleen maar
daarom
niet alleen... maar ook
eigenlijk
of
bijvoorbeeld
Eigentlich
zum Beispiel
Nicht nur... sondern auch
deshalb
nur
ob
während

Slide 12 - Drag question

Welk signaalwoord past:
Rot ..... Grün
A
und
B
ob
C
denn

Slide 13 - Quiz

Welk signaalwoord past:
Es ist heiß (warm).... die Sonne scheint
A
weil
B
oder
C
auch

Slide 14 - Quiz

Kies het goede signaalwoord:
Es ist Sommer. Ich trage .... meine Badehose (zwembroek)
A
und
B
denn
C
sogar

Slide 15 - Quiz

Kies het goede signaalwoord:
Bist du das? Ja, das bin ich .....
A
und
B
sogar
C
tatsächlich

Slide 16 - Quiz

Kies het goede signaalwoord:
Die Sonne scheint.... trage ich einen Hut.
A
und
B
darum
C
sogar

Slide 17 - Quiz

Kies het goede signaalwoord:
Es ist rot.... grün. Mehr Möglichkeiten gibt es nicht!
A
oder
B
sogar
C
tatsächlich

Slide 18 - Quiz

Kies het goede signaalwoord:
... bist du meinen Bruder nicht und zweitens will ich dich nicht sehen!
A
Und
B
Erstens
C
Oder

Slide 19 - Quiz

Kies het goede signaalwoord:
Jeder (ieder) sagt das, .... eigentlich ist es anders.
A
aber
B
ob
C
und

Slide 20 - Quiz