Persoonsvorm tt tijd

Noteren
SO Spelling - 14 oktober
 Leren:
blz. 29, 31, 32, 79, 80
, 81, 82 en 83
Leer de gele kaders!!

1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Noteren
SO Spelling - 14 oktober
 Leren:
blz. 29, 31, 32, 79, 80
, 81, 82 en 83
Leer de gele kaders!!

Slide 1 - Slide

Vorige les
- Stam
- stam+ ik vorm

Slide 2 - Slide

Deze les
- Herhaling
- Persoonsvorm tt

Slide 3 - Slide

Wat is de stam van schrijven?
A
Schrijf
B
Schrijv
C
Schrij
D
Schr

Slide 4 - Quiz

Wat is de ik-vorm van schrijven?
A
Schrijf
B
Schrijv
C
Schrij
D
Schr

Slide 5 - Quiz

Wat is de stam van bekken?
A
Bek
B
Bekk
C
Bekke
D
Bekken

Slide 6 - Quiz

Wat is de ik-vorm van bekken?
A
Bek
B
Bekken
C
Bekk
D
Bekke

Slide 7 - Quiz

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (tt)
Als een zin gaat over wat er nu gebeurt, staat hij in de tegenwoordige tijd.

Slide 8 - Slide

Schrijf de PV TT goed!
Bij de IK schrijf je de ik-vorm
Bij jij, u, hij, zij en het schrijf je de ik-vorm + t

Slide 9 - Slide

Voorbeeld
Ik klets
Jij/u kletst
hij/zij/het kletst

Slide 10 - Slide

Hoe schrijf je de persoonsvorm in de zin?
Ik (kletsen) mijn vriendin
A
klets
B
kletst
C
gekletst
D
kletsd

Slide 11 - Quiz

Hoe schrijf je de persoonsvorm in de zin?
Jij(bekijken) de nieuwe gordijnen
A
bekijken
B
Bekijkt
C
Bekijk
D
Bekeek

Slide 12 - Quiz

Hoe schrijf je de persoonsvorm in de zin?
Een goed verhaal (vertellen) de docent
A
Vertel
B
Vertelt
C
Verteld
D
Vertellen

Slide 13 - Quiz

Hoe schrijf je de persoonsvorm in de zin?
Je (kopen) een nieuwe broek
A
Kop
B
Koop
C
Koopt
D
Koopd

Slide 14 - Quiz

Aan de slag!
Klaar? 
Maken: blz. 69 opdr. 22, blz. 70 opdr. 24

Slide 15 - Slide

Volgende les
- Klanken

Slide 16 - Slide