This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
b€cobrein van het jaar!
2023-2024
Slide 1 - Slide
Wat is een doorlopend krediet?
A
Deze kredietvorm bestaat niet meer (is denk ik op vakantie)
B
Een lening aan een consument voor de aanschaf van een duurzaam consumptiegoed
C
Een manier van kopen van een product door middel van gespreide betalingen
D
Een kredietvorm waarbij je alleen rente betaalt over het opgenomen bedrag
Slide 2 - Quiz
Wat is de annuïteit bij een persoonlijke lening?
A
Een kredietvorm waarbij je naar behoefte geld kunt opnemen
B
De som van alle kosten van een krediet
C
Een lening aan een consument voor de aanschaf van een duurzaam consumptiegoed
D
Vaste maandlasten bestaande uit aflossings- en interestbestanddeel
Slide 3 - Quiz
huurkoop en koop op afbetaling: welke stelling is waar?
A
Bij koop op afbetaling betaal je alleen rente over het opgenomen bedrag
B
Je wordt bij koop op afbetaling meteen eigenaar van het product
C
Bij huurkoop betaal je alleen rente over het opgenomen bedrag
D
Bij huurkoop word je meteen eigenaar van het product
Slide 4 - Quiz
Wat is de maximale huur die corporaties mogen vragen in de sociale huursector?
A
De maximale huur hangt af van een puntensysteem.
B
De maximale huur wordt bepaald door de grootte van de woning.
C
De maximale huur is altijd gelijk aan de marktwaarde van de woning.
D
De maximale huur wordt jaarlijks vastgesteld door de overheid.
Slide 5 - Quiz
Wat is een aandeel?
A
Een lening op korte termijn
B
Een schuldbekentenis
C
Een beleggingsfonds
D
Eigendomsbewijs in een onderneming
Slide 6 - Quiz
Bij welke samenlevingsvorm is er geen sprake van een beperkte gemeenschap van goederen?
A
Ongehuwd en niet geregistreerd samenwonen
B
Trouwen onder huwelijkse voorwaarden
C
Trouwen in beperkte gemeenschap van goederen
D
Geregistreerd partnerschap
Slide 7 - Quiz
Bij welke rechtsvorm(en) zijn de eigenaren hoofdelijk aansprakelijk?
A
Eenmanszaak
B
VOF
C
BV
D
NV
Slide 8 - Quiz
Een zonnebril kost € 121 excl BTW, wat is de consumentenprijs incl BTW?
A
128,26
B
146,41
C
149
D
100
Slide 9 - Quiz
ik mis b€co nu al!
😒🙁😐🙂😃
Slide 10 - Poll
Zegt die knappe Italiaan(se) tegen jou "Adoro l'economia aziendale" Watteh...?
A
de economie gaat super!
B
ik ben gek op bedrijfseconomie
C
ik adoreer jou om je bedrijfseconomische kennis
D
samen een avondje bedrijfseconomie doen?
Slide 11 - Quiz
Crediteuren
A
daar krijg je nog geld van
B
daar heb je nog geld aan te betalen
Slide 12 - Quiz
Een televisie is incl BTW 1.199,00 Media Markt zegt: je krijgt van ons de BTW! Hoeveel moet je betalen?
A
990,90
B
1007,56
C
1131,13
D
1000
Slide 13 - Quiz
Bij een onderhandse lening is/zijn er...
A
1 geldgever
B
meerdere geldgevers
C
vastgelegde leningsvoorwaarden
D
indirect contact tussen geldgever en geldnemer
Slide 14 - Quiz
Hoe bereken je het marktaandeel in aantallen van een onderneming ?
A
totale marktafzet / afzet onderneming x 100%
B
afzet van de onderneming / totale omzet van de markt x 100%
C
omzet van de onderneming / totale afzet van de markt x 100%
D
afzet van de onderneming / totale marktafzet x 100%
Slide 15 - Quiz
we gaan elkaar zien!
in H5
in H4
niet dus
Slide 16 - Poll
Het rendement op aandelen is:
A
De koerswinst die je maakt bij verkoop
B
Het koersrendement en dividendrendement
C
Het dividend dat wordt uitgekeerd
D
(Dividend/koers) x 100%
Slide 17 - Quiz
Vul in: bij een hypotheek is de rente ...... dan bij een consumptief krediet
A
hoger
B
lager
Slide 18 - Quiz
Welke stelling is goed of fout? I. Aandelen en obligaties zijn eigendomsbewijzen: dit betekent dat de bezitter ervan voor een deel(tje) eigenaar is van de NV. II. De waarde die op een obligatie gedrukt staat noemen we de nominale waarde.
A
Beide zijn goed
B
I is goed en II is fout
C
I is fout en II is goed
D
Beide zijn fout
Slide 19 - Quiz
Wanneer je een obligatie koopt, koop je een ...
A
Stukje bedrijf
B
Stukje dividend
C
Stukje overheid
D
Stukje lening
Slide 20 - Quiz
Debiteuren open ik aan de:
A
Rechterkant
B
Linkerkant
Slide 21 - Quiz
Obligaties met een langere looptijd hebben een ..... rente dan een obligatie met een korte looptijd
A
hogere
B
lagere
C
minuscule
D
geen verschil
Slide 22 - Quiz
Als je die Spaanse flirt toch niet zo leuk vind zeg je gewoon: Te amo, pero amo aún más la economía empresarial.
A
hej lief, m'n moeder roept
B
schat, wat dacht je van lekker in bad gaan? ik ruik je aankomen...
C
mag ik je voorstellen aan mijn partner?
D
ik hou van jou, maar nog meer van bedrijfseconomie
Slide 23 - Quiz
Bij welke hypotheekvorm is het aflossingsbedrag elk jaar hetzelfde?
A
Annuiteiten hypotheek
B
Lineaire hypotheek
Slide 24 - Quiz
Wat betekent de afkorting KvK?
A
Kosten voor Koper
B
Kamer van Koophandel
C
Kamp van Koningbrugge
D
Kinderen voor Kinderen
Slide 25 - Quiz
Als je een hypotheek afsluit bij een bank, dan ben jij de ...?
A
Geldgever en hypotheekgever
B
Geldnemer en hypotheekgever
C
Geldnemer en hypotheeknemer
D
Geldgever en hypotheeknemer
Slide 26 - Quiz
Wat betekent de afkorting ANBI?
A
Algemeen Nederlands Belang Innovatie
B
Algemeen Nut Beogende instelling
C
Attentief Belanghebbende Nederlandse Instelling
D
Algemeen Nederlands Bancair Instituut
Slide 27 - Quiz
Wat is het verschil tussen een spaarrekening en een deposito?
A
Weinig rente op een deposito en veel op spaarrekening
B
Geld staat vast bij deposito en niet op een spaarrekening
C
Een vaste looptijd op een spaarrekening
D
Variabele rente op het saldo van een deposito
Slide 28 - Quiz
Een natuurlijk persoon geeft meer om de natuur of milieu dan om zijn portemonnee.
A
Waar
B
Raar
Slide 29 - Quiz
Geen geld om op vakantie te gaan? Dan kun je gebruik maken van:
A
air miles
B
huren
C
consumptief krediet
D
koopzegels
Slide 30 - Quiz
Gokje: hoeveel is het gemiddelde spaargeld van een jongere (tot 25 jr)