De student kan..
8. Het verschil tussen een ectotherm en endotherm organisme benoemen (thermoregulatie), met een voorbeeld.
9. Het circadiaan ritme uitleggen, met een passend voorbeeld.
10. Het tegenstroomprincipe tekenen en de functie(s) ervan omschrijven.
11. De BMR en SMR toelichten en aflezen in een grafiek, gekoppeld aan endotherme en exotherme organismen.
12. Minimaal vier manieren van thermoregulatie noemen.