Vwo 1 - Blok 4 Lezen opdracht 6 (verwijswoorden)

• Nederlands
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Blok 4 Lezen

Theorie verwijswoorden

Opdracht 6

Wat zijn verwijswoorden?

Verwijswoorden

Een woord dat verwijst naar een eerder genoemd woord of een eerder genoemde zin.

Verwijswoorden

Vroeger wilde ik graag vrede op aarde creëren en honger uitroeien. Nu besef ik dat de kans bestaat dat dat niet gaat lukken.

Wat gaat niet lukken?

Verwijswoorden

Vroeger wilde ik graag vrede op aarde creëren en honger uitroeien. Nu besef ik dat de kans bestaat dat dat niet gaat lukken.

Wat gaat niet lukken?

 vrede op aarde creëren en honger uitroeien

Verwijswoorden

Hoe vaak heb jij al een flesje water op school of in de supermarkt gekocht? Te vaak waarschijnlijk. Eerlijk is eerlijk: ik maak me er ook schuldig aan.

Aan wat maak ik me ook schuldig?

Verwijswoorden

Hoe vaak heb jij al een flesje water op school of in de supermarkt gekocht? Te vaak waarschijnlijk. Eerlijk is eerlijk: ik maak me er ook schuldig aan.

Aan wat maak ik me ook schuldig?

Te vaak flesjes water op school of in de supermarkt kopen.

Waarnaar verwijst "het"?
Het onderzoek naar het coronavirus is in volle gang. Het schiet alleen nog niet erg op.

1. het onderzoek
2. het coronavirus
3. het onderzoek naar het coronavirus
4. de volle gang

Waarnaar verwijst "hij"?
De nieuwe app Aware helpt alleenstaande ouderen om heel eenvoudig aan de familie te laten weten hoe het gaat. Hij werkt als volgt.

1. de nieuwe app
2. de nieuwe app Aware
3. alleenstaande ouderen
4. de familie

Waarnaar verwijst "ze"?
Kijk zelf eens in kringloopwinkels als je tijd hebt. Ze staan vol met leuke spullen.

Waarnaar verwijst "hij"?
Daarom maakte de wetenschapper van het levende oog iets elektronisch. Licht weerkaatst eerst op een voorwerp, valt dan in de ooglensjes en wordt in stroompjes doorgestuurd naar de hersenen die het insect bijsturen. Al die stapjes beschreef hij in wiskundige formules.

Ga naar tekst 5.
Waarnaar verwijst "ze" in regel 8?

1. psychologen
2. de psychologen
3. peuters
4. de peuters

Ga naar tekst 5.
Waarnaar verwijst "die" in regel 11?

1. een kleurrijke doos
2. dingen
3. de peuters
4. de kinderen

Ga naar tekst 5.
Waarnaar verwijst "ze" in regel 14?

1. de onderzoekers
2. kinderen
3. kinderen van 10 maanden
4. factoren

Ga naar tekst 5.
Waarnaar verwijst de tweede "dat" in regel 17?

1. peuters
2. onderzoek
3. de peuters
4. het onderzoek

Ga naar tekst 5.
Waarnaar verwijst "daar" in regel 18?

1. de universiteit van Berkeley
2. aan de universiteit van Berkeley

Ga naar tekst 5.
Waarnaar verwijst "hun" in regel 21?

Ga naar tekst 5.
Waarnaar verwijst "ze" in regel 29?

Ga naar tekst 5.
Waarnaar verwijst "die" in regel 31?
Let op de juiste spelling.

Ga naar tekst 5.
Waarnaar verwijst "hun" in regel 34?

Ga naar tekst 5.
Waarnaar verwijst "dat" in regel 34?

1. Vraagstukken
2. Wiskundige vraagstukken
3. Toch lukte het hen om wiskundige vraagstukken moeiteloos op te lossen
4. Sommige kinderen

Aan de slag

met opdracht 7 of 8: je mag zelf kiezen welke tekst je doet