Hoofdstuk 1: 1.3+1.4 Inkomen en welvaart

Inkomen en welvaart
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with text slides.

Items in this lesson

Inkomen en welvaart

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
In deze les leer je:
• De taken van consumentenorganisaties
• De keurmerken om bewuster te consumeren
• De drie inkomensvormen
• Berekenen verandering in percentages





Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Consumentenorganisaties
Komen op voor de belangen van de consument:

Consumentenbond: welke laptop
ANWB: verkeer en toerisme, vakantie annuleren?
Vereniging eigen huis: huiseigenaren
Nibud: budgetvoorlichting






Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Taken consumentenorganisaties

1. informatie over producten geven
2. advies geven over rechten en plichten van consumenten
3. acties voeren bij fabrikanten of overheid



Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Keurmerken
Keurmerk = logo op product waarmee fabrikant laat zien dat product aan bepaalde eisen voldoet



Voorbeeld:
milieukeurmerken
keurmerken voor dierenwelzijn
keurmerken voor betere arbeidsomstandigheden


Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Soorten inkomens
Verschillende inkomensvormen:
1. inkomen uit arbeid
2. inkomen uit bezit
3. inkomen uit overdracht

Slide 6 - Slide

inkomen uit arbeid:
loon (salaris), vakantiegeld
winst uit eigen zaak

inkomen uit bezit:
rente over spaargeld
dividend van aandelen
huur
pacht (als je grond verhuurt)

inkomen uit overdracht:
werkloosheidsuitkering
huur- en zorgtoeslag
kinderbijslag
zakgeld en kleedgeld

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Koopkracht
=hoeveel goederen en diensten je met je inkomen kunt kopen.
Je koopkracht is dus afhankelijk van: De prijzen+Je inkomen

Als je inkomen hetzelfde blijft en de prijzen stijgen, dan daalt je koopkracht.
Als je inkomen stijgt en de prijzen blijven hetzelfde, dan stijgt je koopkracht.

Wanneer je koopkracht stijgt, kun je meer behoeften vervullen. 
Je welvaart stijgt dan.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Verandering in percentages
Als je stijgingen en dalingen in procenten uitdrukt, kun je veranderingen beter met elkaar vergelijken.

Voorbeeld prijs van brood: vorig jaar: € 3
   prijs dit jaar: € 3,10
Hoeveel procent is de prijs van het brood gestegen?

 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Stijging in % = (nieuw - oud) ÷ oud x 100

Stijging in % = (€ 3,10 - € 3) ÷ € 3 x 100 = 3,3%



Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Ga aan de slag!
Maak de opgaven 11 en 12 blz. 25

Tijd: Ongeveer 15 minuten
Je mag fluisterend overleggen

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting

Wat hebben we geleerd deze les?
Hebben jullie vragen?

Huiswerk:
Opdrachten paragraaf 1.4



Slide 12 - Slide

This item has no instructions