H4 - losstaand zinsgedeelte en geen symmetrie

H4 - losstaand zinsgedeelte, geen symmetrie 
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H4 - losstaand zinsgedeelte, geen symmetrie 

Slide 1 - Slide

Lees maar!
Als je een zin schrijft zonder komma's en punten krijg je dus zoiets en dat is supervervelend om te lezen ook wordt het lastig om te begrijpen waar het einde van je verhaal is doordat je niet zo goed weet waar een zin begint en eindigt waardoor je dus weer volledig de weg kwijt bent en je je afvraagt of je het eigenlijk nog wel kan volgen
Wat gaat hier niet goed?
Doel?
  • Je kunt zinnen juist begrenzen.
  • Je kunt een onjuist begrensde zin herkennen en verbeteren.

Slide 2 - Slide

 Hoofdzin 
Er kan geen ander zinsdeel tussen het onderwerp en de persoonsvorm staan. De persoonsvorm en het onderwerp staan dus naast elkaar. 

  • (Het) (is) alweer bijna lente. Daar (hebben) (we)allemaal heel veel zin in.


Slide 3 - Slide

Bijzin
Er kan wél een ander zinsdeel tussen het onderwerp en de persoonsvorm staan. Onderwerp en persoonsvorm staan niet naast elkaar.

  • Rico gromde, omdat (hij) de buurman eng (vond). 
  • Ria deed de deur dicht, zodat (Rico) niet naar binnen (kon).

Slide 4 - Slide

Gisteren was ik niet op school. Vandaag ben ik er weer.
A
Bijzin - bijzin
B
Hoofdzin - hoofdzin
C
Hoofdzin - bijzin
D
Bijzin - hoofdzin

Slide 5 - Quiz

We hebben zin in school, omdat de vakantie lang genoeg geduurd heeft.
A
Hoofdzin - bijzin
B
Bijzin - hoofdzin
C
Hoofdzin - hoofdzin
D
Bijzin - bijzin

Slide 6 - Quiz

Zinnen begrenzen: hoe?
  • Zet een punt aan het einde van gewone zinnen.
  • Zet een vraagteken na een vraag.
  • Zet een komma tussen twee persoonsvormen.
  • Zet een komma voor een voegwoord.
  • Zet (meestal) geen komma voor en en of. 
  •  Verbind alleen hoofdzinnen met en, maar, of, want, dus.

Slide 7 - Slide

Zinnen onjuist begrenzen
Het kan op twee manieren fout gaan: 
  1. twee hoofdzinnen onterecht aan elkaar plakken door een komma (hoofdzin "komma"  hoofdzin)
  2. een zinsdeel (bijzin) dat bij een zin hoort ten onrechte los laten staan en afsluiten met een punt (bijzin "punt")

Slide 8 - Slide

Zinnen onjuist begrenzen
  • twee hoofdzinnen onterecht aan elkaar plakken door een komma (hoofdzin "komma"  hoofdzin)

Gisteren was ik niet op school, vandaag ben ik er weer.
Het is alweer bijna lente, daar hebben we allemaal heel veel zin in. 

  • Gisteren was ik niet op school. Vandaag ben ik er weer.
  • Gisteren was ik niet op school en vandaag ben ik er weer.
  • Het is alweer bijna lente; daar hebben we allemaal heel veel zin in. 
  • Het is alweer bijna lente en daar hebben we allemaal heel veel zin in. 
  • Het is alweer bijna lente. Daar hebben we allemaal heel veel zin in. 

Slide 9 - Slide

Zinnen onjuist begrenzen
  • Een zinsdeel (bijzin) dat bij een zin hoort ten onrechte los laten staan en afsluiten met een punt.

We hebben zin in de vakantie. Omdat we dan zelf onze tijd in kunnen delen.
Hij heeft heel hard getraind. Zodat hij nu de marathon kan lopen.
  • We hebben zin in de vakantie, omdat we dan zelf onze tijd in kunnen delen.

  • Hij heeft heel hard getraind, zodat hij nu de marathon kan lopen.

Slide 10 - Slide

Wanneer ik in het weekend op stap ben geweest, kan ik veel moeilijker mijn huiswerk maken.
A
Goed
B
Fout

Slide 11 - Quiz

De leerlingen zijn druk bezig met Nederlands. Daardoor halen ze een goed cijfer voor de toets.
A
losstaand zinsgedeelte
B
zinnen aan elkaar plakken

Slide 12 - Quiz

Ik heb nooit zin om naar school te gaan. Hoewel ik het wel leuk vind om mijn vrienden dan te zien.
A
Goed
B
Fout

Slide 13 - Quiz

Waarom fout?
In de vakantie heb ik veel legpuzzels gemaakt, ik verveelde me te pletter.
A
losstaand zinsgedeelte (bijzin)
B
zinnen aan elkaar geplakt (hoofdzinnen)

Slide 14 - Quiz

Waarom fout?
Ik kreeg enorm veel cadeaus. Omdat ik jarig ben.
A
losstaand zinsgedeelte (bijzin)
B
zinnen aan elkaar geplakt (hoofdzinnen)

Slide 15 - Quiz

En nu nog iets anders ...
Doel?
  • Je kunt asymmetrische zinnen herkennen en verbeteren.

Slide 16 - Slide

Symmetrie 
Als iets niet symmetrisch is, dan zijn de verschillende onderdelen niet gelijk. 
Symmetrie = evenredig, gelijk aan vorm.  



Slide 17 - Slide

Geen symmetrie
Als je iets opsomt, moeten alle onderdelen van die opsomming op dezelfde manier geformuleerd worden. Gebeurt dat niet, dan is er geen symmetrie.

Een verhaal bestaat meestal uit drie delen: het begin, het middenstuk en hoe het afloopt. 
 
  • Een verhaal bestaat meestal uit drie delen: het begin, het middenstuk en het slot.

Slide 18 - Slide

Wanneer gaat het mis?
1. fouten in getal (enkelvoud-meervoud)
In plaats van de aanhang van de president gaan nu zijn politieke tegenstanders de straat op om te feesten
2. fouten in voornaamwoordelijke aanduiding
Wij adviseren u om op tijd te arriveren, omdat je anders in een lange wachtrij zal staan.
3. fouten in grammaticale constructie
Wij stellen het bezoek aan de koning uit vanwege de aanhoudende protesten en omdat de koning griep heeft.

Slide 19 - Slide

Als je topsporter wilt worden, zijn doorzetten, talent, goede begeleiding en dat je ouders je steunen belangrijk.
A
wel symmetrie
B
geen symmetrie

Slide 20 - Quiz

Veel mannen zien het nut van schoonheidsbehandelingen voor henzelf niet in, terwijl zij toch best wat meer aandacht aan hun uiterlijk mogen besteden.
A
wel symmetrie
B
geen symmetrie

Slide 21 - Quiz

Wessel heeft zijn baantje voor de gezelligheid en om geld te verdienen.
A
wel symmetrie
B
geen symmetrie

Slide 22 - Quiz

Met je vrienden op vakantie gaan leidt tot een hechtere vriendschap of je krijgt schreeuwende ruzie.
A
wel symmetrie
B
geen symmetrie

Slide 23 - Quiz

Mevr. Van Drongelen zei dat ik voor toetsen langer moet leren en mijn huiswerk beter moet maken.
A
wel symmetrie
B
geen symmetrie

Slide 24 - Quiz

Veel mensen gebruiken een Sonjabakkerdieet voor de gezondheid en om af te vallen.
A
wel symmetrie
B
geen symmetrie

Slide 25 - Quiz

Snappen dwingt je goed je verstand te gebruiken en goed te reageren.
A
wel symmetrie
B
geen symmetrie

Slide 26 - Quiz

Maken
Blok 6 Formuleren 2 
opdracht 11 t/m 14 en eindopdracht 19

Slide 27 - Slide