Deeltoets oren en ogen KGT

OGEN & OREN
1 / 29
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

OGEN & OREN

Slide 1 - Slide

Waar dient de oorschelp voor?
A
voor het laten trillen van het trommelvlies
B
om het geluid op te vangen

Slide 2 - Quiz

Waar dient oorsmeer voor?
A
schoonhouden van oor
B
soepel houden van trommelvlies

Slide 3 - Quiz

De buis van Eustachius verbindt de trommelholte met...........
A
keelholte
B
gehoorgang
C
neusholte

Slide 4 - Quiz

In een oor kunnen geluidstrillingen door onder andere de gehoorbeentjes, de gehoorgang en het trommelvlies gaan.
Wat is de juiste volgorde van deze delen, van buiten het oor naar binnen?

A
Gehoorbeentjes – gehoorgang – trommelvlies
B
Gehoorbeentjes – trommelvlies – gehoorgang
C
Gehoorgang – trommelvlies – gehoorbeentjes
D
Gehoorgang – gehoorbeentjes – trommelvlies

Slide 5 - Quiz

Met welk nummer is het trommelvlies aangegeven?
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 6 - Quiz

Met welk nummer is de gehoorzenuw aangegeven?
A
9
B
10
C
11
D
12

Slide 7 - Quiz

Hoe noemen we nummer 2?
A
oorschelp
B
gehoorgang
C
trommelvlies
D
Buis van Eustachius

Slide 8 - Quiz

Wat is geluid eigenlijk?
A
trillingen van het trommelvlies
B
hoog en lage tonen
C
trillingen van de lucht
D
trillingen van de oorschelp

Slide 9 - Quiz

Als kinderen slecht horen worden er soms buisjes geplaatst. Waar worden die geplaatst?
A
in de gehoorgang
B
in het trommelvlies
C
in de gehoorgang
D
in de gehoorbeentjes

Slide 10 - Quiz

Waar kunnen we oorsmeerkliertjes vinden?
A
in de oorschelp
B
in de gehoorgang
C
in het trommelvlies

Slide 11 - Quiz

Wat zit er in de trommelholte?
A
lucht
B
vloeistof
C
niks

Slide 12 - Quiz

Wat zit er in het slakkenhuis?
A
alleen trilhaartjes
B
alleen vloeistof
C
niks
D
vloeistof en trilhaartjes

Slide 13 - Quiz

Maken de traanbuizen traanvocht?
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz

Gaat traanvocht via de traanbuis naar de neusholte?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Bevat het vaatvlies zintuigcellen?
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

Hoe noemen we nummer 6?
A
hoornvlies
B
pupil
C
lens
D
glasachtig lichaam

Slide 17 - Quiz

Met welk nummer is het netvlies aangegeven?
A
10
B
11
C
12
D
5

Slide 18 - Quiz

Met welk nummer is de blinde vlek aangegeven?
A
10
B
11
C
12
D
5

Slide 19 - Quiz

Met welk nummer is de gele vlek aangegeven?
A
10
B
11
C
12
D
5

Slide 20 - Quiz

Met welk nummer is de iris aangeven?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 21 - Quiz

Als je naar iets kijkt, valt er dan licht op de gele vlek?
A
ja
B
nee

Slide 22 - Quiz

Op welke plaats in het oog zien we het scherpst?
A
gele vlek
B
blinde vlek
C
netvlies
D
oogzenuw

Slide 23 - Quiz

Op welke plek zitten geen oogzenuwen?
A
gele vlek
B
blinde vlek
C
netvlies

Slide 24 - Quiz

Hoe noemen we nummer 2?
A
pupil
B
iris
C
harde oogvlies
D
glasachtig lichaam

Slide 25 - Quiz

Hoe noemen we nummer 3?
A
pupil
B
iris
C
harde oogvlies
D
glasachtig lichaam

Slide 26 - Quiz

Met welk nummer is het deel aangegeven waardoor traanvocht wordt afgevoerd naar de neusholte?
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 27 - Quiz

Een lichtstraal die een oog binnenkomt, gaat door de volgende delen:
1 glasachtig lichaam;
2 hoornvlies;
3 lens;
4 pupil.
Wat is de juiste volgorde waarin het licht door deze delen gaat?
A
2-3-4-1
B
2-4-3-1
C
4-2-1-3
D
4-1-3-2

Slide 28 - Quiz

Welk deel van een oog zorgt ervoor dat je scherp kunt zien?
A
de blinde vlek
B
de iris
C
de lens
D
de pupil

Slide 29 - Quiz