Bijwoorden & bijvoeglijke naamwoorden

Adjectives and Adverbs
1 / 33
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Adjectives and Adverbs

Slide 1 - Slide

Adjectives and adverbs
Aan het einde van de les 
  • weet je het verschil tussen adjectives en adverbs
  • kun je deze op de juiste manier toepassen in Engelse zinnen. 


Slide 2 - Slide

  • Snelle
  • Donkere
  • Rode

Slide 3 - Slide

Adjectives
  • Bijvoeglijke naamwoorden (EN: adjective) zijn woorden die je kunt gebruiken om iets of iemand te beschrijven.
  • Een bijvoeglijk naamwoord (adjective) zegt daardoor iets over een zelfstandig naamwoord (noun).

  • The fast car. --> De snelle auto.
  • The pretty girl. --> Het knappe meisje.
  • The smart boy. --> De slimme jongen.

Slide 4 - Slide

Adjectives
  • Het verschrikkelijke monster at iedereen op. 
  • De zachte sneeuwvlokken zorgden voor een betoverende sfeer. 

Slide 5 - Slide

Adverbs
  • Een bijwoord (adverb) zegt iets over een werkwoord (verb).
  • Bijwoorden (adverbs) zijn woorden die aangeven hoe iemand (of iets) wat doet.


  • She sings beautifully. --> Ze zingt fantastisch.
  • The car stopped quickly. --> De auto stopte snel.
  • Quietly open the door. --> Open zachtjes de deur.

Slide 6 - Slide

Adjectives and adverbs
  • In het Nederlands zien bijvoegelijk naamwoorden en bijwoorden er hetzelfde uit. In het Engels niet.

  • Je maakt bijwoorden door -ly achter bijvoeglijke naamwoorden te zetten.

  • bijvoorbeeld: 
  • beautiful --> beautifully
  • careful --> carefully
  • quick --> quickly

Slide 7 - Slide

Adjectives and adverbs
Maar let op!
Als een woord eindigt op -le dan verandert -le in -ly
terrible --> terribly
horrible --> horribly

Eindigt een woord op een medeklinker + y, dan verandert het in -ily.
Angry --> angrily

Slide 8 - Slide

Verschil klinkers en medeklinkers

  • Klinkers zijn alle letters uit de AU en de OEI
  • Medeklinkers zijn dus alle andere letters uit het alfabet. 

Slide 9 - Slide

Adjectives and adverbs
Sommige woorden veranderen zelfs helemaal of juist helemaal niet:

good --> well: She is a good singer. She sings well.
fast --> fast:    A Ferarri is fast. The car drives fast.
hard --> hard: You are hard workers. You work hard.

Slide 10 - Slide

Adjectives and adverbs
  • After some verbs, you do not use an adverb but an adjective. These verbs are: to be, to look, to taste, to feel, to seem, to smell, and to appear. 

  • You look amazing.
  • That horrible man smells horrible. 
  • You seem serious. 

Slide 11 - Slide

And now
Ik ga deze LessonUp delen
Maak de vragen op de volgende sheets. 
Oefen via de linkjes naar de websites op de laatste sheets. 
Huiswerk: 

Slide 12 - Slide

She is a good singer.
Over welk woord zegt 'good' iets?
A
She
B
is
C
a
D
singer

Slide 13 - Quiz

The car stopped quickly.
Over welk woord zegt 'quickly' iets?
A
the
B
car
C
stopped

Slide 14 - Quiz

Wanneer een woord iets zegt over een zelfstandig naamwoord (persoon/dier/ding) dan moet er 'ly'achter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Wanneer een woord iets zegt over een werkwoord dan moet er 'ly'achter.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

She sings ...
A
beautiful
B
beautifully

Slide 17 - Quiz

She can play the drums ...
A
wonderful
B
wonderfully

Slide 18 - Quiz

I always like a ... story.
A
good
B
well

Slide 19 - Quiz

My dad can tell a story ..........
A
good
B
well

Slide 20 - Quiz

Yesterday was a ... day.
A
strange
B
strangely

Slide 21 - Quiz

He ... reads a book.
A
quick
B
quickly

Slide 22 - Quiz

July is a ... girl
A
pretty
B
prettilly

Slide 23 - Quiz

He is a ... driver.
A
careful
B
carefully

Slide 24 - Quiz

Write down the correct form
Max is a (wonderful) singer.

Slide 25 - Open question

Write down the correct form
Max sings (wonderful)

Slide 26 - Open question

Write down the correct form
The dog barks (loud).

Slide 27 - Open question

Write down the correct form
He drives the car (careful).

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Link

Slide 30 - Link

Samenvatting
  • Een adjective (bijvoeglijk naamwoord) zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
  • Een adverb (bijwoord) zegt  iets over een werkwoord. (+ly)
  • Sommige bijwoorden hebben hun eigen vorm.
  • Na sommige werkwoorden krijg je geen bijwoord maar een bijvoeglijk naamwoord. 
  • Kijk voor de uitleg in je boek op blz. 165


Slide 31 - Slide

Ik begrijp de uitleg.
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Oefenen
Oefen met adjectives and adverbs.

Slide 33 - Slide