• nationalisme. De staat is het belangrijkste wat er is. Iedereen moet zich inzetten voor zijn land.
• militarisme. Oorlog is iets moois; elk land kan dan laten zien hoe krachtig het is.
• afkeer van de democratie. In plaats daarvan moet er één leider zijn, die weet wat het volk wil en die bepaalt wat er gebeurt.
• afkeer van persoonlijke vrijheid. Die is minder belangrijk dan nationale eensgezindheid en gehoorzaamheid aan de leider.