Past continuous

Welcome
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welcome

Slide 1 - Slide

THE RULES

Slide 2 - Slide

  1. waarschuwing per les
  2. Huiswerk, spullen, inzet.bij overtreding woordenlijst overschrijven in de mediatheek, eerst melden bij de medewerker.
  3. bij slecht gedrag in de mediatheek melden bij leerlingenbalie.

Slide 3 - Slide

Grammar
Past continuous
/kon-tin-juw-us/

Slide 4 - Slide

The past continuous
Voorbeelden
I was walking my dog when a car passed by.

You were talking to me when we were interupted.


  • 1. Een gebeurtenis die gaande was in het verleden en langer duurt.
  • 2. twee gebeurtenissen die gaande waren in het verleden, de een onderbreekt de ander. Dus 1 duurt langer dan de andere.
  • What was he doing this morning? He was cycling to school.
  • They were driving on the road when another car crashed



Slide 5 - Slide

The past continuous
onderdelen:
  • vorm van to be
  • werkwoord 
  • + ing
To be
  • I was
  • You were
  • He/she/it was
  • They were
  • We were
Werkwoorden
  • Walking
  • Talking
  • Making
  • Calling
  • Driving

Slide 6 - Slide

De stappen bij 1 gebeurtenis

  • 1. verleden tijd vaststellen
  • 2. welke vorm van to be?
    I/he/she/it was
    You/they/we were
  • 3. Werkwoord + ing
  • 4. I was walking my dog for hours yesterday.
I ... (to be) (to walk) my dog for hours yesterday

Slide 7 - Slide

Voorbeeld 1
Wat was ze tijdens de les aan het doen?
Ze was aan het scrollen op instagram.
  1. Verleden tijd bepalen: Was
  2. 1 of 2 gebeurtenissen: 1: scrollen
  3. vorm van to be: Zij was
  4. Werkwoord + ing

Slide 8 - Slide

Past continuous vs Past simple
  • Twee gebeurtenissen in het verleden
  • 1 duurt langer dan de ander

Slide 9 - Slide

I was walking the dog when the car crashed
Past continuous
Past simple

Slide 10 - Slide

De stappen bij 2 gebeurtenissen
  • 1. verleden tijd vaststellen
  • 3. Welke vorm van to be?
    I/he/she/it was
    You/they/we were
  • 4. Werkwoord + ing
  • 5. 2e gebeurtenis krijgt past simple
  • 6. I was walking my dog when my brother called me.
I ... (to be) .... (to walk) my dog when my brother ... (to call) me.

Slide 11 - Slide

Voorbeeld 2
Jij was aan het schoonmaken toen ik binnenkwam.
  1. Verleden tijd bepalen: Was
  2. 1 of 2 gebeurtenissen: 2; schoonmaken, binnenkwam
  3. vorm van to be: Jij was
  4. Werkwoord + ing
  5. 2e gebeurtenis krijgt past simple.

Slide 12 - Slide

  • The word While:
  • Terwijl
  • Twee dingen gebeuren tegelijkertijd

Slide 13 - Slide

Voorbeeld:
Ik was aan het bellen terwijl mijn vriendin aan het koken was.
  • 1: Twee lange gebeurtenissen?
  • 2: To be
  • 3: Ing-vorm
  • 4: I was calling while my girlfriend was cooking.

Slide 14 - Slide

Signaalwoorden:
aan het .... = ing vorm
toen = when : past simple + past continuous
terwijl = while: 2X ing vorm

Slide 15 - Slide