TH5 Regeling - BS 3 Het zenuwstelsel

Thema 5 - Regeling
Basisstof 2 Het hormoonstelsel herhaling
1 / 39
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Thema 5 - Regeling
Basisstof 2 Het hormoonstelsel herhaling

Slide 1 - Slide

Regelkringen vind je zowel in het hormoonstelsel als in het zenuwstelsel.
Wat betekent het als er een + staat bij een pijl in een hormoon-regelkring?
A
Dan wordt er meer hormoon afgegeven door het orgaan waarvandaan de pijl wijst.
B
Dan wordt het orgaan waar de pijl naartoe wijst gestimuleerd in zijn werking.

Slide 2 - Quiz

Regelkringen vind je zowel in het hormoonstelsel als in het zenuwstelsel.
Wat betekent het als er een - staat bij een pijl in een hormoon-regelkring?
A
Dan wordt er minder hormoon afgegeven door het orgaan waarvandaan de pijl wijst.
B
Dan wordt het orgaan waar de pijl naartoe wijst geremd in zijn werking.

Slide 3 - Quiz

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

De melkgift komt op gang als een baby bij de moeder gaat drinken.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 4 - Quiz

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

Het zuurstofgehalte in het bloed blijft binnen bepaalde grenzen.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 5 - Quiz

Geef aan: positieve of negatieve terugkoppeling.

De bloedsuikerspiegel wordt constant gehouden.
A
Positieve terugkoppeling
B
Negatieve terugkoppeling

Slide 6 - Quiz

Alvleesklier
Glucose
Glycogeen
Insuline
Glucagon
Bloedsuikerpsiegel gaat omlaag
Bloedsuikerpsiegel gaat omhoog
Lever

Slide 7 - Drag question

Cellen in de alvleesklier 
die insuline & glucagon maken
Stoffen in het bloed die de werking van bepaalde organen regelen
Hormoon dat in de 
bijnieren wordt gemaakt
Klieren die adrenaline maken
Orgaanstelsel in het lichaam dat uit een aantal hormoonklieren bestaat
eilandjes van Langerhans
hormonen
adrenaline
hormoonstelsel
bijnieren

Slide 8 - Drag question

Een leerling krijgt tijdens het houden van een presentatie voor de klas een rode kleur. Zijn hartslag en ademhaling zijn versneld. Bij meting zou blijken dat bovendien het glucosegehalte van het bloed is gestegen. Al deze effecten worden veroorzaakt door hetzelfde hormoon.
Welk hormoon veroorzaakt deze effecten.
A
adrenaline
B
glucagon
C
insuline
D
schildklierhormoon

Slide 9 - Quiz

Thema 5 - Regeling
Basisstof 3 - Het zenuwstelsel 

Slide 10 - Slide

Leerdoelen - BS 3
Na deze les kun je: 
  • de bouw en de signaalverwerking van de verschillende type neuronen beschrijven.
  • de bouw en de functies ende werking van het zenuwstelsel beschrijven. 

Slide 11 - Slide

Begrippen BS3
zenuwstelsel
centrale zenuwstelsel
perifere zenuwstelsel
animale zenuwstelsel
autonome (vegetatieve) zenuwstelsel
prikkels
impulsen
prikkels
receptoren
impulsen
receptoren
conductoren 
effectoren
neuronen (zenuwcellen)
neurotransmitters
dendriet
axon 
myeline schede
cellen van Schwann
synapsen
sensorische zenuwcellen
schakelcellen
bewegingszenuwcellen
motorischezenuwcellen
zenuwen
grote hersenen
kleine hersenen
grijze stof
witte stof
merg
hersenschors
hersenstam
verlengde merg
hersen centra
gevoel/beweging centra

Slide 12 - Slide

Indeling van het zenuwstelsel op basis van de bouw                        
Binas 88B
centraal
  • grote hersenen
  • kleine hersenen
  • hersenstam
  • ruggenmerg
perifeer
  • alle zenuwen die alle delen van het lichaam verbinden met het centrale zenuwstelsel
  • sensorisch -> zintuigen, zoals voelen
  • motorisch -> aansturen spieren

Slide 13 - Slide

Bouw zenuwcel
Dendriet: uitloper die impuls naar het cellichaam toe geleidt
Axon : uitloper die impuls van het cellichaam af geleidt

Slide 14 - Slide

Soorten zenuwcellen 
  • Sensorische zenuwcel
- Van receptor naar centraal zenuw stelsel(CZS)
- 1 lange dendriet en 1 korte axon
- Cellichaam dichtbij CZS
  • Schakelcel
- Binnen CZS
  • Motorische zenuwcel
- CZS naar effector
- Meerdere korte dendrieten en 1 lange axon
- Cellichamen in CZS
binas 88A

Slide 15 - Slide

prikkels en impulsen
prikkel: invloed uit het milieu op het organisme
impuls: elektrische signalen, opgewekt door de prikkels

     receptor          -->           conductor       -->            effector
     zintuigcel                      zenuwcellen                      spier en  
                                                                                                 kliercellen            
     ontvanger                         geleider                            uitvoerder

Slide 16 - Slide

signalen 
  • Neuronen geven neurotransmitters (signaalmoleculen) af
  • Deze zitten in blaasjes die worden afgegeven in de synapsen
  • Synapsen zijn plaatsen waar een impuls van cel naar cel kan worden doorgegeven door de synaptische spleet heen. 

Slide 17 - Slide

signalen
  • blaasjes met neurotransmitter versmelten met het celmembraan,
  • de neurotransmitter gaat via de synaptische spleet naar de receptoren op de doelwitten waardoor de impuls wordt doorgegeven 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

ruggenmerg
  • merg is hier extra beschermd door botten: de wervels
  • 3 ruggenmergvliezen,
  • in het midden een holte: centrale kanaal -> in verbinding met het hersenvocht in de hersenholte
  • vanaf bovenste halswervel tot aan de tweede lendenwervel
  • tussen openingen verlaten de ruggenmergszenuwen het wervelkanaal

Slide 21 - Slide

ruggenmerg
  • aan de rugkant komen de uitlopers van de sensorische neuronen bij elkaar in de gevoelszenuwen
  • hierdoor ontstaat een verdikking door de opeenhoping van de cellichamen -> ruggenmergzenuwknoop of spinale ganglia 
  • cellichamen in de ganglia zijn door axonen verbonden met het ruggenmerg

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Binas 88J

Slide 24 - Slide

Binas 88J

Slide 25 - Slide

Binas 88J
witte stof
  • uitlopers schakelneuronen

grijze stof
  • rugzijde cellichamen schakelneuronen
  • buikzijde:  cellichamen motorische neuronen

Slide 26 - Slide

Binas 88J
witte stof
  • uitlopers schakelneuronen

grijze stof
  • rugzijde cellichamen schakelneuronen
  • buikzijde:  cellichamen motorische neuronen

Slide 27 - Slide

ganglia
= zenuwknoop
= plek waar de cellichaam zit

Slide 28 - Slide

aan de slag
opdrachten 22 t/m 25

Slide 29 - Slide

De hersenen
  • grote hersenen en kleine hersenen
  • omgeven door drie hersenvliezen ter bescherming
  • linker en rechter helft verbonden door de hersenbalk
  • hersenschors = het buitenste deel
  • hersenmerg = het binnenste deel
  • grijze en witte stof

Slide 30 - Slide

grijze + witte stof en de hersen structuren 

Slide 31 - Slide

grijze en witte stof 
grijze stof
  • in de hersenschors
  • cellichamen van de schakelneuronen
witte stof 
  • in het merg
  • axonen van schakelneuronen
  • kleur door de myelineschede om de axonen

Slide 32 - Slide

hersenstructuren 
hersenstam
  • tussen de grote hersenen en het ruggenmerg
  • leidt impulsen van de grote en kleine hersenen naar het ruggenmerg en omgekeerd
  • onderste deel heet verlengde merg hier kruisen de impulsen van het lichaam naar de hersenhelften (rechter helft lichaam naar linker deel hersenen en andersom)

Slide 33 - Slide

hersen centra 

Slide 34 - Slide

hersen centra  binas 88

Slide 35 - Slide

Wakker operatie

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video

Aan de slag:
Lees BS 3
maak opdracht 26 t/m 32

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video