Escribir parte 1

¡Bienvenidos a tu clase de español!
En esta clase vamos a escribir mejor las frases en español.



1 / 15
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3,5

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

¡Bienvenidos a tu clase de español!
En esta clase vamos a escribir mejor las frases en español.



Slide 1 - Slide

Los objetivos de esta clase:

1. Al final de esta clase  sabes mejor las reglas  cómo escribir frases en español;
Aan het einde van deze les weet je beter hoe je zinnen moet schrijven in het Spaans  Je kunt de regels daarvoor beter toepassen.

2.Hemos practicado hacer un texto sobre los gustos de tu ropa (kleding stijl)
We hebben geoefend om zinnen te maken.

3. Om voltooid deelwoord en onregelmatige werkwoorden oefenen, kan je bij leermiddelen het volgende doen: Compañeros 2 - Klas - H1 - grammatica.


(De doelen voor deze les...)

Slide 2 - Slide

El programa de hoy

Terminar y entregar el texto sobre "¿cómo me visto?"

Tekst over de kleding stijl en inleveren

- Lees de tekst op pag. 14 als voorbeeld
- Beantwoord de vragen van oefening 3 pag. 15 Minimaal 80 woorden.
- In classroom inleveren.




  

Slide 3 - Slide

Estructura de la oración 
.

  • Mañana        Ana               visita          a su abuela             en Toledo.
  • Esta semana              (yo)       he comido       una manzana        en el cole.




Slide 4 - Slide

Escritura ( schrijfvaardigheid)
REGELS: Waar moet je op letten als je een Spaanse zin schrijft? OJO! , LET OP! Alle regels gelden per zin!

  • Zorg dat je zin helemaal in de juiste tijd staat: in presente , presente perfecto of toekomende tijd.
  • Gebruikt nooit TENER om het voltoid deelwoord te vertalen.
  • Beschouw een bijzin als een nieuwe zin: 1.Vanmiddag eet ik een lekkere salade,  2. omdat ik honger heb.
  • Staan alle werkwoorden bij elkaar?
  • Er hoeft alleen 1 werkwoord per zin vervoegd ,  >>> voy a comer
  • Staat je belangrijkste werkwoord in de juiste tijd?
  • Staat het werkwoord in de juiste persoonsvorm?
  • Als het een ontkennende zin is, waar staat de ontkenning dan in de zin?
  • Waar staat het bijvoegelijk naamwoord in de zin?
  • Staat de tijdsaanduiding voor of achteraan in de zin? >>> hoy, esta tarde
  • Staat de plaatsbepaling voor  of achteraan de zin? >>>>Aquí, en Uithoorn, al supermercado
  • Accenten!! ( m.n. bij de vraagwoorden) dónde, cuándo etc.
  • Zijn bijvoeglijk naamwoord/ bezittelijk voornaamwoord aangepast op zelfstandig nw en meervoud?

Slide 5 - Slide

 Escritura ( schrijfvaardigheid)
¿Qué tienes que saber?     Wat moet je kunnen?

  • Werkwoorden ( regelmatig/ onregelmatig) op de juiste manier vervoegd .
  • Voltooid deelwoord: Presente perfecto ( he hecho, has comido etc.)
  • Toekomende tijd: Futuro próximo ( Ir+ A + heel werkwoord)
  • Indefinido: Ayer fui al cine con mis padres
  • Een ontkenning ( niet, geen, niets, nooit). Op welke plek in de zin staat dit? VOOR HET WERKWOORD.
  • Bijvoegelijk naamwoord op de juiste plaats ( m/v!)
  • Accenten!!!
  • Juist gebruik van meervoud bij bezittelijk voornaamwoord en Bijvoegelijk naamwoord 
  • Gebruik voeg/kernwoorden zoals: además, también, por eso, luego, después, finalmente, en primer lugar of primero

Slide 6 - Slide

Puedo escribir sobre la rutina diaria en español

Slide 7 - Poll

Mening geven
Me parece que ...
Pienso que...
Me gusta...
No me gusta...

Slide 8 - Slide

Ik houd niet van dansen.

Slide 9 - Open question

Ik ben om 7 uur opgestaan. (getal niet uitschrijven)

Slide 10 - Open question

Vanochtend heb ik geen rode rok gekocht.

Slide 11 - Open question

's Middags ga ik studeren.

Slide 12 - Open question

A leer
C2 pag. 14 ejercicio 1 
Lees de teksten en vul ze aan met de juiste woorden:

chándal -camisa -zapatillas - pantalones - vaqueros -falda 

(zoek de betekenis achter in het boek of kijk naar de oef. 6 pag. 8)

Slide 13 - Slide

Escribe estas frases holandesas en español
(15m + bespreken)
  1. Ik leer Spaans al twee jaar.
  2. Ik vind schrijven heel moeilijk
  3. Ik ben om 7 uur opgestaan en ik heb 8 uur geslapen.
  4. Ik vind voetbal spelen leuk
  5. Ik woon in Roosendaal. Dat is een stad
  6. Deze vakantie heb ik veel Spaans gesproken 
  7. Ik ging met m’n zus naar school
  8. Deze zaterdag heb ik voetbal gespeeld met m’n vriendinnen
  9. Vandaag ga ik zwemmen.

Slide 14 - Slide

Respuestas
  1. Estudio español por dos años
  2. Me parece dificil escribir español
  3. Me he levantado a las 7 de la mañana y me he acostado a las 8 de la mañana
  4. Me gusta jugar futbol
  5. Vivo en Roosendaal, es una ciudad.
  6. Estas vacaciones he hablado mucho español.
  7. He ido con mi hermana a la escuela.
  8. Este sabado he jugado futbol con mis amigas.
  9. Hoy voy a nadar.

Slide 15 - Slide