2.7

Hoofdstuk 2: 
Bevolking en ruimte
§2.7 Migratie in Nederland en Duitsland 
1 / 27
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Hoofdstuk 2: 
Bevolking en ruimte
§2.7 Migratie in Nederland en Duitsland 

Slide 1 - Slide

Lesplanning
Opstarten
05 min
Opdracht Migratie
10 min
Uitleg 2.7 Migratie
15 min
Maken paragraaf 2.7
20 min
LessonUp
10 min
Lesafsluiting
05 min

Slide 2 - Slide

Lesdoelen van deze les
  1. Je kunt beschrijven welke groepen migranten sinds 1950 naar Nederland en Duitsland kwamen.
  2. Je kunt de binnenlandse migratie in Nederland en Duitsland sinds 1950 beschrijven en verklaren.

Slide 3 - Slide

Opdracht Migratie
  • Wie? Met je buur 
  • Wat? Je maakt een lijst met redenen waarom je wel of niet wil migreren. Minimaal 3 redenen waarom wel en 3 waarom niet. 
  • Hoe? In Word of PowerPoint
  • Resultaat? Bespreken met de klas. Hopelijk kunnen we elkaar aanvullen. 
  • Klaar? Maak een woordenlijst van de begrippen van H2 in PowerPoint. Voeg de betekenis + passende plaatjes toe
timer
15:00

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Migratie 
Migratie = het verhuizen van de ene naar de andere woonplaats.
  • in een land 
  • tussen landen

emigratie = vertrekken uit het land van herkomst
immigratie = binnenkomen in een ander land
remigratie = terugkomen in het land van herkomst

Slide 6 - Slide

Migratiemotieven
Redenen om te migreren 

Push-factoren: (duwt weg)
Reden om weg te gaan uit een gebied

Pull-factoren: (trekt aan)
Redenen om naar een bepaald gebied te gaan

Slide 7 - Slide

4 migratiemotieven
Economische redenen: armoede, geen werk
Sociale redenen: Gezinshereniging
Politieke redenen: Vervolging om godsdienst, afkomst, ras, (homo-)seksualiteit
Natuurlijke redenen: Klimaatverandering

Soms spelen verschillende redenen tegelijk

Slide 8 - Slide



Sinds 1960 zijn er in Nederland en Duitsland verschillende perioden van immigratie geweest.

1960 - 1975

  • gastarbeiders 
  • Middellandse Zee

Eind jaren 70
  • remigratie gastarbeiders
  • gezinshereniging 







    Jaren 90
    • verschillende oorlogen
    • Joegoslavië, Somalie, Afghanistan

    Vanaf 2007
    Vrij wonen en reizen voor Europeanen
    Dit geldt voor NL en DL. Veel Polen maakten hier gebruik van

    Specifiek voor NL: Indonesië (1949) en Suriname (1975) en de Antillen vanaf 1972 
    Immigratie in NL en DL

    Slide 9 - Slide

    Welke landen kunnen we eruit halen? 

    Slide 10 - Slide

    Polen 
    Indonesie 
    Suriname 
    Turkije 

    Slide 11 - Drag question

    Sociale gevolgen immigratie 
    Integratie gaat soms moeizaam, komt door cultuur en taalverschillen. 

    Gevolgen voor immigranten:
    • lager onderwijs
    • lager betaalde banen
    • minder inkomen
    • wonen in achterstandswijken waar de woningen goedkoop zijn.
    Sociale ongelijkheid ontstaat er tussen de immigranten en NLers/Duitsers

    Slide 12 - Slide

    Gevolgen: Segregatie
    Verschillende bevolkingsgroepen wonen gescheiden van elkaar. 

    Dezelfde bevolkingsgroepen klonteren vaak samen en wonen meestal in dezelfde wijk

    Slide 13 - Slide

    Aan het werk
    Wat: Maak paragraaf §2.7 'Migratie in Nederland en Duitsland' 

    Hulp: de theorie (Lees goed!)
               buurman/buurvrouw naast je
               de docent
              
    Klaar: maak test jezelf of versterk jezelf of doe de flitskaarten

    Ook daarmee klaar? Maak een begrippenlijst van H2 in PowerPoint. Noteer de begrippen inclusief een passend plaatje


    timer
    20:00

    Slide 14 - Slide

    Bron 25

    Slide 15 - Slide


    Slide 16 - Open question

    De zwarte pijl gaat over ....
    A
    Binnenlandse migratie
    B
    Buitenlandse migratie

    Slide 17 - Quiz

    De rode pijl gaat over ....
    A
    Binnenlandse migratie
    B
    Buitenlandse migratie

    Slide 18 - Quiz

    Bij welke opsomming staan alleen Push-factoren?
    A
    gezondheidszorg, veiligheid, werkgelegenheid
    B
    droogte, oorlog, slecht betaald werk
    C
    werkloosheid, oorlog, vervolgstudie
    D
    slecht betaald werk, veiligheid, onderdrukking

    Slide 19 - Quiz

    Na 1960 verhuisden steeds meer mensen uit de stad. Het waren vooral de jonge gezinnen die gingen suburbaniseren. Er speelden voor deze mensen verschillende aantrekkingsfactoren een rol.
    Welke factor is onjuist?
    A
    In de stedelijke uitbreidingswijken was weinig groen en waren er nauwelijks speelvoorzieningen.
    B
    Het onderwijs in de steden stond slecht bekend. Op het platteland konden de kinderen veel beter leren in een natuurlijke omgeving.
    C
    Veel mensen woonden in kleine huizen die dicht op elkaar stonden en vaak waren verwaarloosd.
    D
    Op het platteland kon men leven in een huis met een tuin in een veilige woonomgeving.

    Slide 20 - Quiz

    Wat is de goede tijdsvolgorde wat betreft binnenkomst migranten
    A
    mensen uit Indonesië, gastarbeiders, vluchtelingen
    B
    Gastarbeiders, mensen uit Indonesië, vluchtelingen
    C
    Vluchtelingen, mensen uit Indonesië, gastarbeiders
    D
    Mensen uit Indonesië, vluchtelingen, gastarbeiders

    Slide 21 - Quiz

    Gastarbeiders waren mensen die in Nederland kwamen om te werken, uit welke landen kwamen de eerste gastarbeiders?
    A
    België
    B
    Marokko en Turkije
    C
    Polen en Roemenië
    D
    Spanje en Italië

    Slide 22 - Quiz

    Bij welke groep gastarbeiders (arbeidsmigranten) was GEEN sprake van re-migratie?
    A
    Marokko
    B
    Italie
    C
    Griekenland
    D
    Spanje

    Slide 23 - Quiz

    Integratie of segregatie
    A
    Integratie
    B
    Segregatie

    Slide 24 - Quiz

    Welke samenlevingsvorm?
    A
    Segregatie
    B
    Integratie
    C
    Assimilatie

    Slide 25 - Quiz

    Chinatown is een voorbeeld van
    A
    integratie
    B
    Segregatie
    C
    Assimilatie

    Slide 26 - Quiz

    Exit Ticket
    Hoe goed heb je de les begrepen?
    😒🙁😐🙂😃

    Slide 27 - Poll