Vragers & Aanbieders Hoofdstuk 1!

Hoofdstuk 1 
1 / 36
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 1 

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je:
  • het verschil beschrijven tussen variabele en constante kosten en voorbeelden van deze kosten geven.
  • met de beschikbare gegevens de vergelijkingen opstellen van de totale opbrengsten, totale kosten en totale winst.
  • met behulp van de vergelijkingen TO, TK en TW diverse berekeningen uitvoeren,
  • het begrip break-even afzet, break-even omzet en break-even punt en kunt hiermee rekenen.
  • de gemiddelde kosten en gemiddelde omzet berekenen.
  • MO en MK berekenen.


Slide 2 - Slide

Marktaandelen supermarkten

Slide 3 - Slide

Marktaandeel berekenen

Slide 4 - Slide

Verkochte auto's 2014:
VW 42.902
Peugeot 27.345 Wat is het marktaandeel van Peugeot?
Renault 30.559
Totaal 390.402
A
5%
B
7%
C
9%
D
11%

Slide 5 - Quiz

Opbrengst, kosten en winst
p       = prijs (price)
q       = hoeveelheid (quantity) = afzet
TO    = Totale Opbrengst = omzet = p x q
TCK = Totale Constante Kosten (onafhankelijk van q)
TVK = Totale Variabele Kosten (afhankelijk van q)
TK    = Totale Kosten = TCK + TVK
TW   = Totale Winst = TO - TK

Slide 6 - Slide

Totale Kosten (TK)

Slide 7 - Slide

Lisa's koffietent
Lisa heeft een kleine koffietent in Echt.
Lisa betaalt elke maand  €1.200 aan constante kosten.
De variabele kosten per kop koffie bedragen €1,00.
Lisa verkoopt een kop koffie voor €2,50.
Stel de TO-functie op.


Slide 8 - Slide

Lisa's koffietent
Lisa heeft een kleine koffietent in Echt.
Lisa betaalt elke maand  €1.200 aan constante kosten.
De variabele kosten per kop koffie bedragen €1,00.
Lisa verkoopt een kop koffie voor €2,50.
Stel de TO-functie op.
TO = p x q
TO = 2,50q

Slide 9 - Slide

Lisa's koffietent
Lisa heeft een kleine koffietent in Echt.
Lisa betaalt elke maand  €1.200 aan constante kosten.
De variabele kosten per kop koffie bedragen €1,00.
Lisa verkoopt een kop koffie voor €2,50.
Stel de TK-functie op.


Slide 10 - Slide

Lisa's koffietent
Lisa heeft een kleine koffietent in Echt.
Lisa betaalt elke maand  €1.200 aan constante kosten.
De variabele kosten per kop koffie bedragen €1,00.
Lisa verkoopt een kop koffie voor €2,50.
Stel de TK-functie op.
TK = TVK + TCK
TK = 1q + 1.200

Slide 11 - Slide

Lisa's koffietent
Lisa heeft een kleine koffietent in Echt.
Lisa betaalt elke maand  €1.200 aan constante kosten.
De variabele kosten per kop koffie bedragen €1,00.
Lisa verkoopt een kop koffie voor €2,50.
In de maand januari verkoopt Lisa 900 koppen koffie.
Bereken de totale winst in januari


Slide 12 - Slide

Lisa's koffietent
Lisa heeft een kleine koffietent in Echt.
Lisa betaalt elke maand  €1.200 aan constante kosten.
De variabele kosten per kop koffie bedragen €1,00.
Lisa verkoopt een kop koffie voor €2,50.
In de maand januari verkoopt Lisa 900 koppen koffie.
Bereken de totale winst in januari
TW = TO - TK
TO = €2,50 x 900 = €2.250
TK = (€1,00 x 900) + 1.200 = €2.100
TW = €2.250 - €2.100 = €150 winst

Slide 13 - Slide

Lisa's koffietent
Lisa heeft een kleine koffietent in Echt.
Lisa betaalt elke maand  €1.200 aan constante kosten.
De variabele kosten per kop koffie bedragen €1,00.
Lisa verkoopt een kop koffie voor €2,50.
In de maand januari verkoopt Lisa 900 koppen koffie.
Bereken de gemiddelde totale kosten



Slide 14 - Slide

Lisa's koffietent
Lisa heeft een kleine koffietent in Echt.
Lisa betaalt elke maand  €1.200 aan constante kosten.
De variabele kosten per kop koffie bedragen €1,00.
Lisa verkoopt een kop koffie voor €2,50.
In de maand januari verkoopt Lisa 900 koppen koffie.
Bereken de gemiddelde totale kosten
GTK = TK / q
TK = 1 x 800 + 1.200 = 2.000
GTK = 2.000 / 900 = €2,22


Slide 15 - Slide

Opbrengst, kosten en winst

Slide 16 - Slide

Break-even

Break-evenpunt        BEP   (TO = TK)
Break-evenafzet       BEA   (q bij TO = TK)
Break-evenomzet     BEO   (p x q bij TO = TK)

Slide 17 - Slide

Lisa's koffietent
Lisa heeft een kleine koffietent in Echt.
Daarbij horen de volgende gegevens.
TO = 2,50q
TK = 1q + 1.200
Bereken de break-evenafzet


Slide 18 - Slide

Lisa's koffietent
Lisa heeft een kleine koffietent in Echt.
Daarbij horen de volgende gegevens.
TO = 2,50q
TK = 1q + 1.200
Bereken de break-evenafzet
BEA: TO = TK
2,50q = 1q + 1.200
1,50q = 1.200
q = 800
Dus de break-evenafzet is 800 koppen koffie.


Slide 19 - Slide

Lisa's koffietent
Lisa heeft een kleine koffietent in Echt.
Daarbij horen de volgende gegevens.
TO = 2,50q
TK = 1q + 1.200
De break-evenafzet is 800 koppen koffie.
Bereken de break-evenomzet
BEO: p x q bij BEA
q = 800
BEO = €2,50 x 800 = €2.000   OF  BEO= (1 x 800) + €1.200 = €2.000
Dus de break-evenomzet is €2.000




Slide 20 - Slide

Opdrachten
Maak opdracht 1.3 t/m 1.9
timer
15:00

Slide 21 - Slide

Gemiddelden
GCK = Gemiddelde Contante Kosten = TCK / afzet (q)
GVK = Gemiddelde Variabele Kosten = TVK / afzet (q) --> VK
GTK = Gemiddelde Totale Kosten = TK / afzet (q) = GCK + GVK

GO = Gemiddelde Opbrengst = TO / afzet (q) = p

Slide 22 - Slide

Lisa's koffietent
Lisa heeft een kleine koffietent in Echt.
Lisa betaalt elke maand  €1.200 aan constante kosten.
De variabele kosten per kop koffie bedragen €1,00.
Lisa verkoopt een kop koffie voor €2,50.
In de maand januari verkoopt Lisa 900 koppen koffie.
Bereken de gemiddelde totale kosten



Slide 23 - Slide

Lisa's koffietent
Lisa heeft een kleine koffietent in Echt.
Lisa betaalt elke maand  €1.200 aan constante kosten.
De variabele kosten per kop koffie bedragen €1,00.
Lisa verkoopt een kop koffie voor €2,50.
In de maand januari verkoopt Lisa 900 koppen koffie.
Bereken de gemiddelde totale kosten
GTK = TK / q
TK = 1 x 900 + 1.200 = 2.100
GTK = 2.100 / 900 = €2,33


Slide 24 - Slide

Lisa's koffietent
Lisa heeft een kleine koffietent in Echt.
Lisa betaalt elke maand  €1.200 aan constante kosten.
De variabele kosten per kop koffie bedragen €1,00.
Lisa verkoopt een kop koffie voor €2,50.
In de maand januari verkoopt Lisa 900 koppen koffie.
Benoem de GO, GVK en bereken de GCK




Slide 25 - Slide

Lisa's koffietent
Lisa heeft een kleine koffietent in Echt.
Lisa betaalt elke maand  €1.200 aan constante kosten.
De variabele kosten per kop koffie bedragen €1,00.
Lisa verkoopt een kop koffie voor €2,50.
In de maand januari verkoopt Lisa 900 koppen koffie.
Benoem de GO, GVK en bereken de GCK
GO = TO / q = p   -->  €2,50
GVK = TVK / q = GK  -->  €1,00
GCK = TCK / q  -->  GCK = €1.200 / 900 = €1,33



Slide 26 - Slide

Gemiddelde Totale Kosten (GTK)

Slide 27 - Slide

Marginale analyse
Marginale opbrengst (MO): De extra opbrengst die een bedrijf krijgt door één extra product te verkopen.
Marginale kosten (MK): De extra kosten die een bedrijf maakt door één extra product te produceren.
MO = Marginale Opbrengst = GO = p
MK = Marginale Kosten
MW = Maximale Winst als MO = MK!

Slide 28 - Slide

Lisa's koffietent
Huidige situatie
Lisa verkoopt op dit moment 100 koppen koffie per dag. Haar vaste kosten (bijvoorbeeld huur) blijven gelijk, ongeacht hoeveel ze verkoopt. Maar ze heeft ook variabele kosten, die veranderen afhankelijk van hoeveel koffie ze maakt.
Verkoopprijs per kop koffie (opbrengst): €2,50.
Variabele kosten per kop koffie: €1,00 (ingrediënten en verpakkingen).
Vaste kosten per dag: €50.
Lisa denkt erover na om 101 koppen koffie te maken in plaats van 100.
Wat zijn de marginale kosten?

Slide 29 - Slide

Lisa's koffietent
Huidige situatie
Lisa verkoopt op dit moment 100 koppen koffie per dag. Haar vaste kosten (bijvoorbeeld huur) blijven gelijk, ongeacht hoeveel ze verkoopt. Maar ze heeft ook variabele kosten, die veranderen afhankelijk van hoeveel koffie ze maakt.
Verkoopprijs per kop koffie (opbrengst): €2,50.
Variabele kosten per kop koffie: €1,00 (ingrediënten en verpakkingen).
Vaste kosten per dag: €50.
Lisa denkt erover na om 101 koppen koffie te maken in plaats van 100.
Wat zijn de marginale kosten?
MK = €1,00

Slide 30 - Slide

Lisa's koffietent
Huidige situatie
Lisa verkoopt op dit moment 100 koppen koffie per dag. Haar vaste kosten (bijvoorbeeld huur) blijven gelijk, ongeacht hoeveel ze verkoopt. Maar ze heeft ook variabele kosten, die veranderen afhankelijk van hoeveel koffie ze maakt.
Verkoopprijs per kop koffie (opbrengst): €2,50.
Variabele kosten per kop koffie: €1,00 (ingrediënten en verpakkingen).
Vaste kosten per dag: €50.
Lisa denkt erover na om 101 koppen koffie te maken in plaats van 100.
Wat zijn de marginale opbrengsten?

Slide 31 - Slide

Lisa's koffietent
Huidige situatie
Lisa verkoopt op dit moment 100 koppen koffie per dag. Haar vaste kosten (bijvoorbeeld huur) blijven gelijk, ongeacht hoeveel ze verkoopt. Maar ze heeft ook variabele kosten, die veranderen afhankelijk van hoeveel koffie ze maakt.
Verkoopprijs per kop koffie (opbrengst): €2,50.
Variabele kosten per kop koffie: €1,00 (ingrediënten en verpakkingen).
Vaste kosten per dag: €50.
Lisa denkt erover na om 101 koppen koffie te maken in plaats van 100.
Wat zijn de marginale opbrengsten?
MO = €2,50

Slide 32 - Slide

Lisa's koffietent
Verkoopprijs per kop koffie (opbrengst): €2,50.
Variabele kosten per kop koffie: €1,00 (ingrediënten en verpakkingen).
Vaste kosten per dag: €50.
Lisa denkt erover na om 101 koppen koffie te maken in plaats van 100.
MO = €2,50
MK = €1,00
Zal Lisa 101  koppen koffie gaan verkopen in plaats van 100?

Slide 33 - Slide

Lisa's koffietent
Verkoopprijs per kop koffie (opbrengst): €2,50.
Variabele kosten per kop koffie: €1,00 (ingrediënten en verpakkingen).
Vaste kosten per dag: €50.
Lisa denkt erover na om 101 koppen koffie te maken in plaats van 100.
MO = €2,50
MK = €1,00
Zal Lisa 101  koppen koffie gaan verkopen in plaats van 100?
MO - MK = €1,50 winst 
Ja, Lisa zal 101 koppen koffie gaan verkopen i.p.v. 100 omdat dit haar €1,50 extra winst oplevert.

Slide 34 - Slide

Denken-delen-uitwisselen
Denken: Je gaat zelfstandig in stilte aan de slag met opdracht 1.11. Probeer er alleen uit te komen.

Delen: Je gaat in je groepje je antwoorden delen en met elkaar hierover discussiëren/overleggen. Probeer elkaar dingen uit te leggen en samen tot één antwoord te komen.

Uitwisselen: We bespreken de opdracht klassikaal en luisteren naar elkaars antwoorden.

timer
5:00

Slide 35 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je:
  • het verschil beschrijven tussen variabele en constante kosten en voorbeelden van deze kosten geven.
  • met de beschikbare gegevens de vergelijkingen opstellen van de totale opbrengsten, totale kosten en totale winst.
  • met behulp van de vergelijkingen TO, TK en TW diverse berekeningen uitvoeren,
  • het begrip break-even afzet, break-even omzet en break-even punt en kunt hiermee rekenen.
  • de gemiddelde kosten en gemiddelde omzet berekenen.
  • MO en MK berekenen.


Slide 36 - Slide