Quiz 'Klassiekers' Sophianum H3

Quiz H3
1 / 21
next
Slide 1: Slide
MuziekMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Quiz H3

Slide 1 - Slide

Toonhoogte heeft te maken met
A
Melodie
B
Ritme

Slide 2 - Quiz

Een tweede stem betekent:
A
Een tweede persoon die zingt
B
Een stem die gelijk loopt met de melodie, maar op een andere toonhoogte
C
Een persoon die zingt
D
Meerstemmig

Slide 3 - Quiz

Hoe wordt het genoemd als een band aan het einde van een song steeds zachter klinkt?
A
Acapella
B
Fade-out
C
Tablatuur
D
Pre-chorus

Slide 4 - Quiz

Wat is een tegenmelodie?
A
Hard of zacht spelen
B
hoogtepunt in een muziekstuk
C
melodie die samen met de hoofdmelodie klinkt, maar anders is.
D
patroon van korten en lange noten

Slide 5 - Quiz

Welk instrument is dit?
A
Fluit
B
Gitaar
C
Trompet
D
Toeter

Slide 6 - Quiz

Welk instrument is dit?
A
Viool
B
Cello
C
Gitaat
D
Dwarsfluit

Slide 7 - Quiz

Welk instrument is dit?
A
Synth
B
Vleugel
C
Klavecimbel

Slide 8 - Quiz

Op welk plaatje zie je een hoorn?
A
B
C
D

Slide 9 - Quiz

De Welk instrument is dit?
A
Viool
B
Altviool
C
Cello
D
Contrabas

Slide 10 - Quiz

De toets die aangeduid is,
is de grondtoon van een E-akkoord.
Is dit juist?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

Een ander woord voor "remix van een reggaenummer" is een
A
Post chorus
B
Dub
C
Samba
D
Intro

Slide 12 - Quiz

Welke notenwaarde is 1 tel?
A
B
C
D

Slide 13 - Quiz

Welk instrument is dit??
A
Gitaar
B
Viool
C
Basgitaar
D
Luit

Slide 14 - Quiz

Hoe heet deze rust ?
A
Hele rust
B
Achtste rust
C
Halve rust
D
kwart rust

Slide 15 - Quiz

Welke begrippen horen bij de elektrische gitaar? (denk aan sound en speelwijze)

Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
Bending
B
Chorus effect
C
Distortion
D
Call and response

Slide 16 - Quiz

(PT2.)
Welke begrippen horen bij de elektrische gitaar? (denk aan effecten en speelwijze)
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
Clean
B
Fade-out
C
Delay
D
WahWah

Slide 17 - Quiz

'Accelerando' betekent vertragen en 'ritenuto' betekent versnellen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

Welk akkoord is een mineur akkoord?
A
F
B
G
C
C
D
Am

Slide 19 - Quiz

Wat is de grondtoon van dit akkoord?
A
F
B
C
C
A
D
Bb

Slide 20 - Quiz

Wat is een akkoord?
A
Een instrument uit Finland
B
Een muziekstuk uit Slovenië
C
Een samenklank van minstens drie tonen
D
Iemand die accordeon speelt

Slide 21 - Quiz