Ch. 2 grammaire D

Het bijvoeglijk naamwoord
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 1 - Slide

Wat is het bijv. nw. ook alweer?
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld:

- De mooie dag
- Mijn broer is groot.
- De rode auto.
- De tafel is schoon.

Slide 2 - Slide

Wat is géén bijvoeglijk naamwoord?

A
blauw
B
blond
C
lief
D
auto

Slide 3 - Quiz

Nederlands
In het Nederlands is het bijvoeglijk naamwoord hetzelfde voor enkelvoud/meervoud, mannelijk/vrouwelijk. Bijvoorbeeld:

Mijn broer (man. ev.) is groot.
Mijn zus (vr. ev.) is groot.
Mijn broers (man. mv.) zijn groot.
Mijn zussen (vr. mv.) zijn groot.

Slide 4 - Slide

Regel
De regel is dus als volgt:
- Bij man. ev. komt er niets bij
- Bij vr. ev. komt er –e bij
- Bij man. mv. komt er –s bij
- Bij vr. mv. komt er –es bij

Slide 5 - Slide

Voorbeeld:

Slide 6 - Slide

Geef de juiste vorm.

petit - vrouwelijk enkelvoud
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 7 - Quiz

Geef de juiste vorm.

noir - mannelijk meervoud
A
noir
B
noire
C
noirs
D
noires

Slide 8 - Quiz

Geef de juiste vorm.

blond - vrouwelijk meervoud
A
blond
B
blonde
C
blonds
D
blondes

Slide 9 - Quiz

Geef de juiste vorm.

vert - mannelijk enkelvoud
A
vert
B
verte
C
verts
D
vertes

Slide 10 - Quiz

Uitzondering 1:

Eindigt een bijvoeglijk nw. al op een –e? Dan hoef je in de vrouwelijke vorm er niet nog een extra –e bij te zetten.

Ties est timide.
Sophie est timide. (en niet: Sophie est timidee).
Ties est calme.
Sophie est calme. (en niet: Sophie est calmee).

Slide 11 - Slide

Wat is het Franse woord voor "aardig"?
A
calme
B
gentil
C
drôle
D
sympa

Slide 12 - Quiz

Hoe zeg je:
Ties is verdrietig.
A
Ties est trist.
B
Ties est triste.
C
Ties est tristes.
D
Ties est trists.

Slide 13 - Quiz

Hoe zeg je:
Sophie is verdrietig.
A
Sophie est trist.
B
Sophie est tristee.
C
Sophie est triste.
D
Sophie est tristes.

Slide 14 - Quiz

Uitzondering 2:
Eindigt een bijvoeglijk nw. al op een –s? Dan hoef je er bij man. mv. er niet nog een extra –s bij te zetten.

le garçon français
la fille française
les garçons français (en dus niet: françaiss)
les filles françaises

Slide 15 - Slide

Wat is het Franse woord voor "grijs"?
A
noir
B
vert
C
gris
D
gras

Slide 16 - Quiz

Hoe zeg je: "de grijze haren"?
Les cheveux (m mv) _________________
A
gris
B
grise
C
grises
D
griss

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Vertaal: Marie is mooi.
Marie est _______________________
A
belles
B
beau
C
beaux
D
belle

Slide 19 - Quiz

Vertaal: Mijn opa is oud.
Mon grand-père est __________________
A
vieux
B
vieille
C
vieu
D
vieilles

Slide 20 - Quiz

Vertaal: Mijn bril is nieuw.
Mes lunettes (v mv) sont _____________
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles

Slide 21 - Quiz

Plaats van het bijv. nw.
In het Frans komt het bijv. nw. na het zelfstandig naamwoord (bijvoorbeeld: le chat gris), behalve bij onderstaande vormen.
Daar staan ze vóór het zelfst. nw.

bon (goed), beau (mooi), grand (groot), nouveau (nieuw), petit (klein), vieux (oud).

Dus: le grand frère, la petite soeur, maar la soeur adorable en le frère sportif

Slide 22 - Slide

(grote)
Elles vont à une _______ école _______
A
une grande école
B
une école grande
C
une grand école
D
une école grand

Slide 23 - Quiz

(oude)
J'ai un _____ prof ________
A
un prof vieux
B
un prof vieille
C
un vieux prof
D
un vieille prof

Slide 24 - Quiz

(sportief)
C'est un ________ garçon ________
A
un garçon sportif
B
un garçon sportive
C
un sportif garçon
D
un sportive garçon

Slide 25 - Quiz

Tips!
Tenslotte gaan we het hebben over de volgende vraag: 
hoe weet je nou welke van de 4 vormen (niks, -e, -s of -es) je moet kiezen? 
Oftewel: is het m-ev / v-ev / m-mv / v-mv?

Slide 26 - Slide

Tips!
Tip: let op aanwijzingen in de zin.

1. Lidwoorden:
Le = mannelijk enkelvoud   
La = vrouwelijk enkelvoud
L' = enkelvoud (kan man. en vr. zijn: zoek op in je voca lijst welke vd 2 het is)     
Les = meervoud (kan man. en vr. zijn: zoek op je in voca lijst welke vd 2 het is) 
Un = mannelijk enkelvoud
Une = vrouwelijk enkelvoud


Slide 27 - Slide

Tips!
Tip: let op aanwijzingen in de zin.

2. Bezittelijk voornaamwoorden:
Mon / ma / mes (mijn)
Mon = mannelijk enkelvoud
Ma = vrouwelijk enkelvoud
Mes = meervoud (kan zowel mannelijk als vrouwelijk zijn)
--> Zelfde geldt voor ton / ta / tes, son / sa / ses, etc.


Slide 28 - Slide

mannelijk enkelvoud
vrouwelijk enkelvoud
mannelijk meervoud
vrouwelijk meervoud
une
un
la
l'
mon
mes
les
ma
le

Slide 29 - Drag question