Ch. 1 F + G + H xxx

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Bienvenue dans la classe de Français!

Le programme d'aujourd'hui:

• On va parler du texte 
• On va parler ensemble
• On va apprendre nouvelle grammaire

Le but de ce cours: Je kunt vertellen over je familie

Naar de les Frans neem je ALTIJD mee:

• Ton livre (je boek) (attention: boek A!)
• Ton cahier (je schrift) 
• Un stylo bleu et rouge (een blauwe/rode pen)
• Tes écouteurs (je oortjes) 

Les règles de classe:

• Jas, eten & gamen: Buiten de les!! 
• We zorgen goed voor het lokaal en de spullen die erin staan.
• We praten vriendelijk met/tegen elkaar.
• We luisteren naar elkaar en wanneer ik jullie aandacht wil, zijn jullie stil.
• Wanneer je iets wilt vragen/zeggen -> vinger omhoog. 
• Let op het stoplicht!! ->

Repetitie

Repetitie van heel ch. 1 = le 5 octobre!!

Apprendres A, B, C, D, E, F, G, H + de cijfers 1-20 (pages 52-55)

Inhoud: Luisteren, lezen, woordjes, grammatica, zelf een stukje schrijven (jezelf voorstellen).

Les devoirs

Apprends Bron G + H (pages 54-55)

fais (maak (af)) ex. 24a, b, 25a, b, 26a (pages 42-45)

F: Lire

Quoi (wat): On parle du texte ex. 24a, b, 25a, b, 26a 

Comment (hoe): ensemble

Temps (tijd): 5 minutes

F: Lire

Quoi (wat): 24a, b, c

Comment (hoe): Apprends Bron G + H (pages 54-55) + fais ex. 25a, b, 26a (pages 44-45)

Aide: Apprendre F

Temps (tijd): 15 minutes

Prêt: 25d, 25a, b, 26a

G: Phrases-clés

Quoi (wat): 27a, b, c

Comment (hoe): en classe

Temps (tijd): 5 minutes

Prêt (klaar): on fait ex. 27d ensemble

Si on a le temps: ex. 28 + 29a

Exercer

Quoi (wat): fais ex. 29a

Comment (hoe): en classe

Aide: Apprendre G

Temps (tijd): 

Prêt: 

H: grammaire

Quoi (wat): fais ex. 30a, b

Comment (hoe): seul (alleen)

Aide (hulp): Apprendre H (page 55)

Temps (tijd): 2 minutes

Het werkwoord 'avoir'=hebben

écris dans ton cahier:

ik heb =   j'ai                                         jullie hebben/u heeft = vous avez

jij hebt = tu as                                  zij (mann.) hebben = ils ont          hij heeft = il a                                   zij (vrouw.) hebben = elles ont

zij heeft = elle a

wij hebben (men heeft) = on a

wij hebben = nous avons

H: grammaire

Namen bijv.

Emma heeft

Maurice heeft

Emma en Marie hebben

Maurice en Marc hebben

H: grammaire

Quoi (wat): fais ex. 31c, d, e.

Comment (hoe): seul (alleen)

Aide (hulp): Apprendre H (page 55)

Temps (tijd): 15 minutes

Prêt (klaar): fais ex. 31f, 32

Fin du cours

Le but de ce cours... 

À la prochaine fois!!

le dos

la gorge

le ventre

la jambe

la main

le pied

la tête

le bras

accro

mauvais(e)

de rug

de keel

de voet

de hand

het been

het hoofd

de buik

de arm

verslaafd

slecht