Quiz

Voeding en Vertering
1 / 30
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Voeding en Vertering

Slide 1 - Slide


In de afbeelding is een voedingsmiddel weergegeven
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quiz

Appelmoes is .......
A
Plantaardig
B
Dierlijk

Slide 3 - Quiz

Appel
Koolhydraat
Vlees
Eiwitten
Ei
Limonade
Aardappel
Zetmeel
Vitamine K
Voedingsmiddel
Voedingsstof

Slide 4 - Drag question

Veel voedingsvezels
Weinig voedingsvezels

Slide 5 - Drag question

Water is een voedingsstof
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Alle voedingsstoffen zijn........
A
brandstoffen
B
reservestoffen
C
bouwstoffen
D
beschermende stoffen

Slide 7 - Quiz

De functie van bouwstoffen is het leveren van energie.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Wat zijn mineralen ook wel?
A
Zouten
B
Vitaminen
C
Stenen
D
Suikers

Slide 9 - Quiz

Wat zijn voedingsmiddelen?

Slide 10 - Open question

Wat zijn voedingsstoffen?

Slide 11 - Open question

Combineer de functies van voedingsstoffen met de juiste omschrijving. 
Brandstoffen
Bouwstoffen
Reservestoffen
Beschermende stoffen
Zorgen ervoor dat je niet ziek wordt
Niet direct nodig, worden opgeslagen in lichaam
Leveren energie, nodig voor verbranding
Nodig voor groei, ontwikkeling en herstel bij schade, om nieuwe cellen en weefsels te maken

Slide 12 - Drag question

Zet de onderdelen van de spijsvertering in de goed volgorde.
mond
slokdarm
maag
12-vingerige darm
dunne darm
dikke darm
endeldarm
anus

Slide 13 - Drag question

Waarvoor zijn voedingsvezels belangrijk?

Slide 14 - Open question

Wat doen enzymen?
A
Enzymen verbranden voedingsstoffen
B
Enzymen maken voedingsstoffen kleiner
C
Enzymen bevatten verteringssappen
D
Enzymen nemen voedingstoffen op in het bloed

Slide 15 - Quiz

                                  Wat is de functie?
speeksel
maagsap
gal
darmsap
alvleessap

voedsel smeuig maken,
start vertering van zetmeel

doden bacterien
vertering eiwitten

emulgeert vetten:
grote vetdruppels worden kleine vetdruppels
vertering eiwitten, vetten en koolhydraten
maakt de vertering van koolhydraten en vetten af

Slide 16 - Drag question

In welk deel van het darmkanaal komen darmplooien en darmvlokken voor?
A
Dunne darm
B
Endeldarm
C
Slokdarm
D
Twaalfvingerige darm

Slide 17 - Quiz

Wat is de goede volgorde van je spijsvertering?
A
slokdarm, maag, dikke darm, dunne darm
B
mondholte, slokdarm, dunne darm, maag
C
mondholte, slokdarm, maag, dunne darm
D
dikke darm, dunne darm, mondholte, maag

Slide 18 - Quiz

Hoe lang blijft je voedsel ongeveer
in je maag?
A
4 minuten
B
4 kwartier
C
4 uur
D
4 dagen

Slide 19 - Quiz


Wat is een functie van de lever?
A
Hier wordt gal opgeslagen
B
Hier wordt gal gemaakt
C
Produceert leversap
D
Het leverzuur doodt bacteriën

Slide 20 - Quiz

1. Gal wordt gemaakt in de galblaas
2. Gal emulgeert vet, het maakt dat vet uit kleinere
bolletjes gaat bestaan
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 21 - Quiz

Wat is geen functie van darmperistaltiek?
A
Voedselbrij kneden
B
Voedselbrij mengen
C
Voedselbrij voortduwen
D
Voedselbrij filteren

Slide 22 - Quiz

Slokdarm
Lever
Dikke darm
Galblaas
Maag
Alvleesklier
Dunne darm
Anus
Appendix

Slide 23 - Drag question

De peristaltische bewegingen
vinden plaats in .......

A
De mond, de dikke darm
B
De darmen, de maag en de slokdarm
C
De maag en de slokdarm
D
De mond en de maag

Slide 24 - Quiz

Een voedingsmiddel verkleurt door jodium blauw/paars.
Wat wordt aangetoond?
A
Eiwit
B
Glucose
C
Vet
D
Zetmeel

Slide 25 - Quiz

Welk orgaan zorgt er voor dat de voedingsstoffen in het bloed komen?
A
Dunne darm
B
Dikke darm
C
maag
D
lever

Slide 26 - Quiz

Iemand met anorexia nervosa heeft vaak eetbuien.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Op plek P...
A
Lengtespieren zijn aangespannen
B
Kringspieren zijn aangespannen

Slide 28 - Quiz

Zijn puntiger en helpen bij het afbijten van voedsel
A
Snijtanden
B
Hoektanden
C
Kiezen

Slide 29 - Quiz

Wat is vertering
A
Het eten en verwerken van voeding
B
Het vermalen en uitscheiden van voeding
C
Van mond tot kond de hele weg met verteringssappen
D
Het kleiner maken van voeding en deze stoffen door je bloed laten opnemen

Slide 30 - Quiz