blok 1 gram opdr 1 tm 6 (deel 1 RvL)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Grammatica blok 1 

Lesdoelen

Na deze les:

- hebben we de 3 werkwoordsvormen en de basiszin herhaald. 

- hebben we het wwg, het onderwerp en het lijdend voorwerp herhaald.

- weet je hoe je het meewerkend voorwerp kunt vinden. 

In elke zin staat een persoonsvorm. Er zijn nog 2 vormen van werkwoorden in de zin. Welke?

Infinitief 

Het werkwoord zoals dat in het woordenboek staat noemen we ook wel de infinitief.

Een infinitief staat in de tegenwoordige tijd in het meervoud en eindigt meestal op een -n

Bijvoorbeeld: lopen, fietsen, slapen, eten

Voltooid deelwoord

- Het voltooid deelwoord is een werkwoordsvorm.

- Het voltooid deelwoord geeft aan dat iets is afgelopen 

   (voltooid).

- In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd een vorm 

   van worden, hebben of zijn.

- Het voltooid deelwoord staat vaak aan het eind van een zin.

- Het voltooid deelwoord begint vaak met ge-, be-, ver- of ont-

Bedenk een zin met het woordje 'lachen', waarin 'lachen' de pv is. Je mag vervoegen.

Bedenk een zin met het woordje 'lachen', waarin 'lachen' de infinitief is.

Bedenk een zin met het voltooid deelwoord van 'lachen'.

herhaling: basiszin

Een basiszin bestaat uit een wwg en een onderwerp.

wwg: alle werkwoorden in een zin achter elkaar.

onderwerp: wie/wat doet het. 

Bedenk een basiszin.

herhaling zinsdelen

persoonsvorm	- zin in andere tijd zetten. - zin vragend maken.	( )
onderwerp	wie / wat + pv	( )
werkwoordelijk gezegde	Alle andere werkwoorden in de zin. PV hooft daar ook bij, maar die krijgt geen extra teken.	{ }
lijdend voorwerp	wie / wat + wwg + onderwerp	_________
meewerkend voorwerp	aan wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp

De politieagent geeft de relschoppers een bekeuring
pv =

1. De politieagent
2. geeft
3. de relschoppers
4. een bekeuring

De politieagent geeft de relschoppers een bekeuring
onderwerp =

1. De politieagent
2. geeft
3. de relschoppers
4. een bekeuring

De politieagent geeft de relschoppers een bekeuring
lijdend voorwerp =

1. De politieagent
2. geeft
3. de relschoppers
4. een bekeuring

thiememeulenhoff.bbvms.com

Meewerkend voorwerp

In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp staan.

Het meewerkend voorwerp geeft aan aan of voor wie iets is. 

Meewerkend voorwerp

Je vindt het meewerkend voorwerp door te vragen:

Aan wie + wwg + onderwerp + lijdend voorwerp

Je noteert het meewerkend voorwerp door er twee strepen onder te zetten. 

Wat is het meewerkend voorwerp?

De docent vertelt een verhaal over Peru aan de klas.

1. De docent
2. vertelt
3. een verhaal over Peru
4. aan de klas

Wat is het meewerkend voorwerp?

De juf geeft de klas een complimentje.

1. De juf
2. geeft
3. de klas
4. een complimentje

Huiswerk

Lees de theorie op blz 17 en 19 nog eens goed door. 

Maak daarna opdracht 1-2-5-6

blz 18 tm 20 

(let op, opdracht 6 gaat verder op blz 20!)