Er

Er + indefiniet subject / getal

'Er' aan het begin van de zin

Er is geen plaats meer, alles is uitverkocht.
Er zijn veel problemen met het programma.
Er zitten veel studenten in de groep.
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 6

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Er + indefiniet subject / getal

'Er' aan het begin van de zin

Er is geen plaats meer, alles is uitverkocht.
Er zijn veel problemen met het programma.
Er zitten veel studenten in de groep.

Slide 1 - Slide

Er als plaats

Ik ben er morgenochtend niet. 
Ik ben daar morgenochtend niet. 

*Er ben ik morgenochtend niet.
Daar ben ik morgenochtend niet.

Slide 2 - Slide

oefening

Slide 3 - Slide

werkwoord met voorzetsel

 hoofdwerkwoord in de zin:
bij een werkwoord met vast voorzetsel:
gebruik je 'er' als het onderwerp ontbreekt.

Je wacht op een nieuw boek, je wacht erop.

Persoon als onderwerp: hem, haar, hen, ze.


Slide 4 - Slide

werkwoord met voorzetsel

Er staat zo ver mogelijk naar het begin van de zin, direct na de persoonsvorm, maar na persoonlijk voornaamwoorden.

Ik heb er niet over gepraat.
Ik heb hem er niet over gesproken.


Slide 5 - Slide

werkwoord met voorzetsel

Er kan vooruitzijzen

Ik erger me eraan dat er zoveel fietsen gestolen worden.

Slide 6 - Slide

'Er' vervangt (deel) zinsdeel

1. aanduiding van plaats 
Ik ken die buurt goed, ik heb er gewoont.

2. aanduiding van iets dat geteld wordt.
Ik heb een nieuwe fiets gekocht, ik heb er nu twee.

Slide 7 - Slide

plaats van 'er'

Er staat zo ver mogelijk naar het begin van de zin, direct na de persoonsvorm, maar na persoonlijk voornaamwoorden.

Als er een onbepaald onderwerp is, begint de zin met 'er'.
Bij inverzie komt 'er' direct na de persoonsvorm.


Slide 8 - Slide

oefening
opdracht: 

op niveau 108 oef. 10
op niveau 111 oef. 16

Slide 9 - Slide

oefening
er

naar perfectie 105 oef. 16
op niveau 107 oef. 18

Slide 10 - Slide