Herhalingsles periode 2.1

• Biologie
• MBO
• Studiejaar 2

Herhalingsles periode 2.1

Welk medium is het best om voedingsvereisten te onderzoeken?

1. Chemisch gedefinieerd medium
2. Verrijkt medium
3. Natuurlijk medium

Welke 3 soorten onderzoeken doen we om een bacterie te identificeren?

Hoe ziet een DSI buis eruit met een positieve reactie voor zwavelreductie?

LDC knipt

LDA knipt

ODC knipt

voordelen API

minder opslag, snellere resultaten, data-analyse door computer, 

Wat is juist over de bacteriën op deze MacConkey plaat?

1. Gram +, pathogeen
2. Gram +, commensaal
3. Gram -, pathogeen
4. Gram -, commensaal

Bacterie A veroorzaakt ernstige ziekte en kan verspreiden. Er is een goede behandeling. Welke risicoklasse?

1. Klasse 1
2. Klasse 2
3. Klasse 3
4. Klasse 4

Wat is de functie van electieve stoffen in een medium?

Waarmee verlaag je het risico's op het lab het beste?

1. Goede veiligheidsvoorzieningen
2. VMT en GMT regels
3. De eigenschappen van het micro-organisme
4. Werkwijze van medewerkers

Obligaat aeroob

Obligaat anaeroob

Micro-aerofiel

Facultatief anaeroob

Obligaat aeroob

Obligaat anaeroob

Facultatief aeroob

Micro-aerofiel

I: de 'porte d’entrée' van COVID-19 is de huid

II: Als het binnengedrongen pathogene micro-organisme zich vermenigvuldigt in het lichaam spreken we van een infectie

1. I is juist
2. I en II zijn juist
3. II is juist
4. I en II zijn onjuist

HIV wordt veroorzaakt door een bacteriële infectie

1. Goed
2. Fout

Parasiet

Saprofiet

Commensaal

Mondkapjes voorkomen verspreiding via......

1. Aërosolen
2. Voedsel
3. Direct contact
4. Water

I: De Kolonisatieresistentie wordt mede bepaald door de mechanische barrière.

II: Onze slijmvliezen en onze darmperistaltiek zijn onderdeel van de biologische barrière.

1. I is juist
2. II is juist
3. I en II zijn juist
4. I en II zijn onjuist

I: Escherichia coli is onderdeel van het transiënte darmmicrobioom

II: Residente huidbacteriën zorgen voor een lage pH van onze huid en zijn onderdeel van onze chemische barrière

1. I is juist
2. II is juist
3. I en II zijn juist
4. I en II zijn onjuist

bloedplasma

witte bloedcellen

rode bloedcellen

Welk type witte bloedcel is dit?

1. Neutrofiele granulocyt
2. Monocyt
3. Lymfocyt
4. Eosinofiele granulocyt

Bloedplaatjes

Rode bloedcellen

Witte bloedcellen

Bloedstolling

Afweer

Zuurstof vervoeren

Hemoglobine

Antistoffen maken

Antigenen

Fibrinogeen