AANGEPASTE kennistest - ALLES t/m afweersysteem ZELFST maken
Test je kennis, t/m les 3.6
basis farmacologie, pijn
COPD. bloeddruk en bloedverdunning, maagdarm ziekten
afweersysteem
1 / 25
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4
This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Test je kennis, t/m les 3.6
basis farmacologie, pijn
COPD. bloeddruk en bloedverdunning, maagdarm ziekten
afweersysteem
Slide 1 - Slide
Een zorgvrager gebruikt pijnstillers in orale vorm, morfine. maar omdat ze ziek wordt lukt het slikken niet meer en gaat ze ipv orale inname naar injecties. welke uitspraak klopt?
A
de dosering kan hetzelfde blijven.
B
de dosering moet wrs omhoog ivm de biologische beschikbaarheid
C
de dosering moet wrs omlaag ivm de biologische beschikbaarheid
D
ik weet het niet.
Slide 2 - Quiz
Wat zijn de indicaties voor immunosupressiva, zoals methotrexaat?
A
psoriasis en reumatoide artritis
B
reumatoide artritis en ziekte van Crohn
C
Ziekte van crohn en sommige tumoren
D
reumatoide artritis en sommige tumoren.
Slide 3 - Quiz
Wat is een trombocytenaggregatie-remmer?
A
een middel tegen bacteriele infecties.
B
een plas tablet bij hoge bloeddruk.
C
een bloedstollingsremmer bij bijv trombose
D
een middel bij dyspepsieklachten. (reflux bijvoorbeeld)
Slide 4 - Quiz
Bij welke medicatie moet je bloedglucoses controleren?
Zelfs als de zorgvrager GEEN diabetes heeft
A
NSAID's.
B
corticosteroiden
C
methotrexaat
D
biological: infliximab.
Slide 5 - Quiz
Een patient heeft heftige acute pijn (bijv na een ongeluk). Hoe ziet het pijnschema er dan uit? (WHO PIJNLADDER)
A
paracetamol > NSAID > licht opiaat > sterk opiaat
B
paracetamol overslaan, direct NSAID geven.
C
je heeft een antiepileptica tegen neuropathische pijn.
D
Je geeft direct een sterk opiaat en gaat dan in stappen naar zwakkere pijnstilling toe.
Slide 6 - Quiz
Bij welke medicatie moet je opletten dat de temperatuurregeling van het lichaam verstoord kan zijn.? Bij een infectie kan de zorgvragern een normale temp hebben ipv koorts. Maar toch ziek zijn.
A
NSAID's.
B
corticosteroiden
C
methotrexaat
D
glucagon
Slide 7 - Quiz
Hoe werken beta blokkers?
A
remmen van het sympatische zenuwstelsel
B
remmen van het parasympatische zenuwstelsel
C
stimuleren van het parasympatische zenuwstelsel
D
stimuleren van het sympatische zenuwstelsel
Slide 8 - Quiz
Antacida
maagzuurremmers
maagwand beschermers
Welke eigenschappen passen bij welke medicatie groep?
binding van maagzuur > naar water en Co2
remming aanmaak van zuur
oa. stimuleren aanmaak mucus in de maag
werk direct na inname, maar duur maar kort
duurt even voordat het werkt, maar werking houdt 1-2 dagen aan.
wordt alleen bij uitzondering gebruikt
Slide 9 - Drag question
Bij welke medicijngroep tegen hypertensie, krijgen mensen soms een prikkelhoest?
A
diuretica
B
beta blokkers
C
ace-remmers
D
calciumantagonisten
Slide 10 - Quiz
Bij welke medicatie moet je opletten dat je 24 uur na de gift ook foliumzuur geeft?
A
NSAID's.
B
corticosteroiden
C
methotrexaat
D
virusstatica
Slide 11 - Quiz
Bij welke medicijngroep tegen hypertensie, kunnen mensen last krijgen bij het sporten en bewegen?
A
diuretica
B
beta blokkers
C
ace-remmers
D
calciumantagonisten
Slide 12 - Quiz
Symphaticomimeticum
inhalatie, bijv ventolin
Bijwerkingen bij inhalaties bij COPD/asthma:
Corticosteroïden inhalatie, bijv symbicort
Trillingen
droge mond
spierkrampen
schimmelinfectie in de mond
heesheid
Hoesten
Slide 13 - Drag question
Bij welke medicatie moet je bij een zorgvrager extra letten op EN voorzichtig zijn met de huid? (bijv bij wassen en bij transfers >> het kleinste trauma kan al een beschadiging geven)
A
NSAID's.
B
corticosteroiden
C
methotrexaat
D
biological: infliximab.
Slide 14 - Quiz
Anthelminthica
antivirale middelen
antibiotica
antimycotica
Welke indicatie past bij deze middelen?
bacteriën
virussen
schimmels en gisten
parasieten en protozoa
Slide 15 - Drag question
Stelling over corticosteroiden gebruik: Als je > 2 weken corticosteroiden ZALF hebt gebruikt (bijvoorbeeld bij psoriasis). dan mag je niet zomaar stoppen hiermee, dat is gevaarlijk.
A
waar
B
niet waar
Slide 16 - Quiz
Een zorgvrager komt bij de arts met een bronchitis bij griep en wil graag een antibiotica kuur krijgen. Waarom krijgt zij dit niet?
A
voordat de kuur gaat werken is ze al vanzelf genezen
B
de bijwerkingen zijn heftiger dan de symptomen zelf.
C
omdat een puffer veel beter zou kunnen werken
D
dit is een virus en dan helpt antibiotica niet
Slide 17 - Quiz
Obstipatie (verstopping) moet altijd worden behandeld met laxeermiddelen.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 18 - Quiz
Wat is de belangrijkste farmacologische behandeling bij een zorgvrager met een anafylactische shock?
A
antihistaminicum toedienen
B
corticosteroiden toedienen
C
adrenaline toedienen
D
beta blokker toedienen
Slide 19 - Quiz
Welk laxeer middel versnelt de maagpassage tijd? Dat betekent dat dit de opname van andere geneesmiddel kan bemoeilijken. Je mag dit dus niet samen geven met andere geneesmiddelen
A
movicolon
B
lactulose
Slide 20 - Quiz
Welke bijwerkingen kunnen ontstaan bij ALLE laxeermiddelen?
A
diarree, braken, boeren/winden
B
Lui worden van de darmwand
C
verstoorde zoutbalans
D
obstipatie
Slide 21 - Quiz
Een medicijn heeft als indicaties: pijn, koorts EN ontsteking. Bij welke medicatie (groep) hoort dit?
A
corticosteroiden
B
NSAID
C
biologicals
D
methotrexaat
Slide 22 - Quiz
Van welk laxeermiddel, wordt je urine soms rood?
A
Movicolon
B
dulcolax
C
Sennosoiden
D
lactulose
Slide 23 - Quiz
Wat is het nadeel/gevaar/probleem van de losse verkoop van maagtabletten bij de drogist?
A
dan verdient de apotheek er niks aan
B
negatief effect op absorptie van voedingsmiddelen
C
negatief effect op absorptie van andere medicatie
D
de doseringen zijn daar te laag > subtherapeutisch effect.