Het ontwerpen van een tuin

• Groen
• Middelbare school
• vmbo t, mavo, havo
• Leerjaar 2

Het ontwerpen van een buitenruimte

Leerdoel

Aan het eind van de les weet je welke ontwerpfasen er zijn. Je leert over functies, zichtlijnen, noordpijl en schaal.

Je maakt een inventarisatie en vlekkenplan

Ontwerpproces

Ontwerpfasen

1. Inventarisatie
2. Programma van eisen
3. Schetsontwerp
4. Definitief ontwerp

Wat weet je al over het ontwerpen van een tuin?

Ontwerpfase 1: Inventarisatie

Wat heb ik?

In deze fase bekijk je de huidige situatie van de tuin en maak je een lijst van wat er aanwezig is en welke functies er zijn.

Ontwerpfase 1: Inventarisatie

Wat heb ik?

Ontwerpfase 2: Programma van eisen

Wat wil ik? (of de opdrachtgever)

Hier bepaal je welke functies jouw tuin moet hebben, zoals een terras, gazon, of speelruimte.

Vragen stellen:

Wat moet? (eisen, bodem, ligging, regels)

Wat kan? 

Ontwerpfase 2: Programma van eisen

Vragen stellen:

Wat moet? 

Wat kan? 

Ontwerpfase 3: Schetsontwerp

Tijdens deze fase maak je een grove schets van de tuin met de gewenste functies, impressies en zichtlijnen.

Ontwerpfase 4: Definitief ontwerp

Nu werk je het schetsontwerp uit met details, zoals de beplanting en materialen die je wilt gebruiken.

• Maquette
• Beplantingsplan
• Materialenlijst
• Begroting

Functies in een tuin

Functies zijn de verschillende doeleinden van een tuin, zoals ontspanning, spelen,  buitenkeuken, opslag, parkeren, composthoop, of groenten kweken.

Zichtlijnen

Zichtlijnen zijn denkbeeldige lijnen die je ogen volgen in de tuin. Ze kunnen gebruikt worden om bepaalde elementen te accentueren.

Noordpijl en schaal

De noordpijl geeft de richting van het noorden aan op de plattegrond van de tuin. De schaal geeft de verhouding tussen de werkelijke grootte en de getekende grootte weer.

Aan de slag!

Maak een inventarisatie en vlekkenplan met:

• functies
• zichtlijnen
• (loop)routes
• bestaande bomen/grenzen

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.