Werkwoorspelling

• Spelling
• Basisschool
• Groep 8

Het doel

Ik kan werkwoorden in de tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooide tijd schrijven. 

GRIMM IK EN WIJ EN JULLIE

Tegenwoordige tijd

(vinden) ............................ je dat ook?

Verleden tijd

(bereiden) Ibrahim ..................................... gisteren veel gerechten. 

Voltooide tijd

(kosten) De boete ............................... veel geld ................................

EDI ik

GRIMM IK EN WIJ EN JULLIE

Tegenwoordige tijd

(houden) Groep 8 ....................................... erg veel van Weerwolven. 

Verleden tijd

(geloven) De politie ............................................... de verdachte niet. 

Voltooide tijd

(gebeuren) Er ............................... een verschrikkelijk ongeluk ................................

EDI Wij

GRIMM IK EN WIJ EN JULLIE

Tegenwoordige tijd

(vinden) Isa ....................................... een spreekbeurt erg spannend. 

Verleden tijd

(beloven) Ik ............................................... mijn vriend om samen te gamen. 

Voltooide tijd

(komen) De wijkagenten ............................... op school ................................

EDI jullie

Welke zin staat in de tegenwoordige tijd?

Welke zin staat in de verleden tijd?

Welke zin staat in de voltooide tijd?

Tegenwoordige tijd

Verleden tijd

Voltooide tijd

Mijn broertje verhuist naar een warm land. 

Mijn broertje verhuisde naar een warm land. 

Mijn broertje is naar een warm land verhuisd. 

EDI jij

Verleden tijd:

In welke zin staat het werkwoord juist geschreven?

1. In Drenthe vindt men verschillende hunebedden.
2. In Drenthe vondt men verschillende hunebedden.
3. In Drenthe vond men verschillende hunebedden
4. In Drenthe heeft men verschillende hunebedden gevonden.

EDI jij

Zet de zin in de tegenwoordige tijd.

Hij bouwde een boomhut.

EDI jij