Verbos -AR, -ER, -IR + SER

Leerdoel: -AR werkwoorden vervoegen
yo
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
ik
jij
hij, zij, u
wij
jullie
zij, u
De persoonlijke voornaamwoorden
ZORG ERVOOR DAT JE DE PERSOONLIJKE VOORNAAMWOORDEN IN HET SPAANS KENT!!!!!
1 / 40
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Leerdoel: -AR werkwoorden vervoegen
yo
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
ik
jij
hij, zij, u
wij
jullie
zij, u
De persoonlijke voornaamwoorden
ZORG ERVOOR DAT JE DE PERSOONLIJKE VOORNAAMWOORDEN IN HET SPAANS KENT!!!!!

Slide 1 - Slide

Los verbos regulares , zie nr. 12c p.25 TB
Una pregunta: Wat valt er op aan het accent bij de jullie-vorm?

Atención: la acentuación 

Slide 2 - Slide

Persoonlijke vnw.
Soms staat het persoonlijk vnw. er niet
zoals je gewend bent maar staat er... 
Leerdoel: werkwoorden
Een naam = él, ella
Een naam + yo = nosotros
Een naam + tú = vosotros
Een naam + een naam = ellos

Slide 3 - Slide

A practicar
In de volgende dia's kun je oefenen.

Slide 4 - Slide

Sleep de Spaanse vertaling naar het bijpassende Nederlandse persoonlijke vnw.
ik
jij
hij
zij
u
wij
jullie
zij (mv)
u (mv)
vosotros
él
ustedes
yo
ellos
nosotros
ella
usted

Slide 5 - Drag question

hablar=spreken
vivir=wonen
tener=hebben
leer= lezen
comprar= kopen
comer= eten


Vervoeg:
el....= ellos/ellas         vs= vosotros
ns= nosotros             uds.= ustedes

Slide 6 - Slide

Jij spreekt spaans
A
El habla Español.
B
Tu Hablas Español.
C
Yo hablo Español
D
Nosotros hablamos Español

Slide 7 - Quiz

Yo
Él/ella/usted
Nosotros/-as
Vosotros/-as
Ellos/-as
compro
compras
compra
compramos
compráis
compran

Slide 8 - Drag question

Kies de juiste vervoeging
APRENDER
A
aprendi
B
aprendo
C
aprendas

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste vervoeging
LEER
A
lea
B
leo
C
lei

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste vervoeging voor
YO
A
escribe
B
escriben
C
escribes
D
escribo

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste vervoeging voor

A
aprendo
B
aprendes
C
aprende
D
aprenden

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste vervoeging voor
ÉL / ELLA
A
escucho
B
escucha
C
escuchas
D
escuchan

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste persoonlijke voornaamwoord
HABLAS
A
YO
B
C
ÉL / ELLA
D
NOSOTROS

Slide 14 - Quiz

Kies de juiste persoonlijke voornaamwoord
COMO
A
YO
B
C
ÉL / ELLA
D
NOSOTROS

Slide 15 - Quiz

Kies de juiste persoonlijke voornaamwoord
LEEMOS
A
YO
B
C
ÉL / ELLA
D
NOSOTROS

Slide 16 - Quiz

Kies de juiste persoonlijke voornaamwoord
VIVES
A
YO
B
C
ÉL / ELLA
D
NOSOTROS

Slide 17 - Quiz

Los niños ____ en el coro
A
cantáis
B
cantas
C
cantan
D
canten

Slide 18 - Quiz

Mi madre y mi hermana ____ en el supermercado
A
comprar
B
compran
C
compramos
D
compra

Slide 19 - Quiz


A
Ella bebe leche
B
Ella come leche
C
Ella corre leche
D
Ella aprende leche

Slide 20 - Quiz


A
Ellos ven paella
B
Ellos leen paella
C
Ellos beben paella
D
Ellos comen paella

Slide 21 - Quiz

Abrir= yo abro- tú abres-
él/ella/usted.....

A
abres
B
abren
C
abre
D
abrís

Slide 22 - Quiz


A
Las chicas no comparten el helado
B
Las chicas no compartimos el helado
C
Las chicas no compartes el helado
D
Las chicas no comparto el helado

Slide 23 - Quiz

Escribe 3 frases en español con AR-ER-IR!

Slide 24 - Open question

HABLAR =  PRATEN
HABLO
HABLAS
HABLA
EL SEÑOR
YO

Slide 25 - Drag question

BUSCAR =  ZOEKEN
BUSCO
BUSCAS
BUSCA
ÉLLA
YO

Slide 26 - Drag question

SER = ZIJN
SOY
ERES
ES
ÉL
YO

Slide 27 - Drag question

LLAMARSE =  HETEN
ME LLAMO
TE LLAMAS
SE LLAMA
EL CHICO
YO

Slide 28 - Drag question

VIVIR =  WONEN
VIVO
VIVES
VIVE
JUAN
YO

Slide 29 - Drag question

Slide 30 - Slide



Uso del verbo ser
- beropen
- afkomst
- eigenschap


Slide 31 - Slide

                ¿Dónde está el pato?
Delante de...  
Detrás de...    
Al lado de...     
Entre                
Enfrente de...  
Sobre                 
Dentro de....      
Encima de...     
A la izquierda/derecha de..

Slide 32 - Slide

Nosotrossomos
Yo soy 
Ellos/ellas son 
tú eres 
él/ella es
Vosotros sois 
Wij zijn 
jij bent
ik ben
Hij/zij is 
Zij zijn 
Jullie zijn 

Slide 33 - Drag question

Sleep de vertaling van het werkwoord "Ser" naar de juiste plek!
(ik ben)
zij is
hij is
wij zijn
jij bent
jullie zijn
u bent
zij zijn
nosotros somos
yo soy
él es
ellos-ellas - ustedes son
ella es
vosotros sois
tú eres
usted es

Slide 34 - Drag question

Carmen ... muy inteligente.
A
es
B
está

Slide 35 - Quiz

Nosotros ... españoles.
A
somos
B
estamos

Slide 36 - Quiz

Juan ... una persona muy buena.
A
es
B
está

Slide 37 - Quiz

La mesa ............ roja
A
es
B
está
C
son
D
estás

Slide 38 - Quiz

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide