Les 3 [cellen]

Welkom
Bijles biologie H5 25-11
1 / 20
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom
Bijles biologie H5 25-11

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Je kunt uitleggen wat diffusie en osmose zijn en kan in een context plaatsen en herkennen welke je moet toepassen.

Je kunt het verschil tussen actief en passief transport uitleggen en kunt voorbeelden geven.


Slide 2 - Slide

Deze les gaat transport in en uit de cel gaan. Welk celorganel speelt hierin een centrale rol?

Slide 3 - Open question

Actief transport
  • Kost de cel energie 
  • Meestal transport van een lage concentratie naar een hoge concentratie
  • Bij grotere moleculen 
  • Speciale eiwitten in celmembraan die stoffen 'vastpakken' en aan de andere kant 'loslaten'

Slide 4 - Slide

Door welk celorganel wordt ATP voor actief transport geleverd?

Slide 5 - Open question

In het cytoplasma van een zenuwcel is de K+ concentratie veel hoger dan buiten de cel. Welk transportproces maakt dit mogelijk? (T1)
A
diffusie
B
actief transport
C
passief transport
D
osmose

Slide 6 - Quiz

Diffusie. Hoe komt het dat als iemand scheet laat in de kamer, je het een momentje later ook ruikt. Maar na een minuut niet meer.

Slide 7 - Open question

Diffusie
  • Natuurkundig verschijnsel
  • Deeltjes (moleculen) bewegen 
  • Deeltjes bewegen net zolang totdat ze gelijkmatig verdeeld zijn over de ruimte
  • Van een hoge concentratie naar een lage concentratie

Slide 8 - Slide

Bij diffusie gaan deeltjes van een lage concentratie naar een hoge concentratie
A
Waar
B
Niet waar
C
Soms wel, soms niet

Slide 9 - Quiz

Diffusie is passief. D.w.z., het kost ons lichaam geen energie
A
Waar
B
Niet waar
C
Soms wel, soms niet

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide




OSMOSE
= Om de concentraties aan beide zijden van het celmembraan gelijk te krijgen zal water zich gaan verplaatsen (dmv diffusie). 

Water verplaatst zich naar de plek met de hoogste concentratie opgeloste stoffen, totdat de concentraties gelijk zijn.

De plek met de hoogste concentratie stoffen heeft de hoogste osmotische waarde.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

v
hypertonisch: hogere concentratie opgeloste stoffen ten opzichte van een andere oplossing

isotonisch: dezelfde concentratie opgeloste stoffen als een andere oplossing

hypotonisch: lagere concentratie opgeloste stoffen ten opzichte van een andere oplossing

hypertonisch: hogere concentratie opgeloste stoffen ten opzichte van een andere oplossing

isotonisch: dezelfde concentratie opgeloste stoffen als een andere oplossing

hypotonisch: lagere concentratie opgeloste stoffen ten opzichte van een andere oplossing

Slide 15 - Slide

Osmose bij planten.

Slide 16 - Slide

Men legt enkele cellen uit een normale aardappel in gedestilleerd water (water met 0.0% zoutoplossing).
Wat gebeurt er in de cel?
A
Water trekt de cel in dmv osmose
B
Water trekt de cel uit dmv osmose
C
Moleculen diffunderen de cel uit
D
Moleculen diffunderen de cel in

Slide 17 - Quiz

Men legt enkele cellen uit een normale aardappel in gedestilleerd water (water met 0.0% zoutoplossing).
Wat gebeurt er met de osmotische waarde van de cellen?
A
De osmotische waarde en verandert niet.
B
De osmotische waarde neemt af
C
De osmotische waarde neemt toe

Slide 18 - Quiz

Dierlijke cellen
Dierlijke cellen hebben geen celwand, die verschrompelen dus helemaal, of zwellen op tot ze knappen als een balon.

Slide 19 - Slide

Leg uit wat er mis zou gaan als een infuus geen fysiologisch zout, maar kraanwater (hypotoon) zou bevatten.

Slide 20 - Open question