This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
THEME 5 - DOWN UNDER
Monday 4 April
K3
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Terugblik naar vorige les
In de vorige les heb je kennis gemaakt met het land Australië.
In de themewords (p. 85 en p. 86) staan woorden die je moet leren voor de SO van volgende week.
Slide 3 - Slide
Wat weten we nog van de theme words?
I never wear ................. They hurt.
My aunt lives in ........................ of Australia.
The ..................... in the jungle is very varied.
After my graduation I'd like to go ................... for a year.
outback
wildlife
back packing
flip flops
Slide 4 - Drag question
drought
coral reef
laid back
bushfire
down to earth
coastline
nuchter
bosbrand
droogte
kust
koraalrif
relaxt
Slide 5 - Drag question
UITLEG Grammar:
Present simple/present continuous
Slide 6 - Slide
Wat is de present simple?
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Video
Tegenwoordige tijd
(present simple= SHIT-regel)
De Present Simple geeft gewoontes/routines en feiten aan.
(NL: Ik loop. Hij loopt. De zon schijnt.)
Bij She/He/It krijgen de werkwoorden +s of +es.
I usually walk. He usually walks. The sun (=it) shines.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Present Simple:
Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Bij een gewoonte/routine en bij feiten
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Hoe maak je de duurvorm (present continuous)?
A
het hele werkwoord
B
am/is/are + werkwoord + ing
Slide 13 - Quiz
Wat is de correcte zin in de present continuous?
A
I drive to work right now
B
I am drive to work right now
C
I am driving to work right now
Slide 14 - Quiz
is/am/are + verb+ing
verb(+s)
present
continuous
present
simple
Slide 15 - Drag question
Wat zijn signaalwoorden voor de present continuous (nu bezig/eenmalig/afspraak in nabije toekomst) en welke horen bij de present simple (feit of regelmaat/routine)?