1R1C stageverslag en zinsbouw

Onderwerp
stageverslag schrijven
zinsbouw

1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Onderwerp
stageverslag schrijven
zinsbouw

Slide 1 - Slide

leerdoelen schrijven
Ik weet hoe een stageverslag eruit ziet.
Ik pas 4 stappen toe bij het schrijven.

Slide 2 - Slide

leerdoel taalverzorging
basis van een zin
de komma en de punt

Slide 3 - Slide

Opdracht voorbeeld examen
het stageverslag

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Opdracht
Schrijf  in 15 minuten de uitnodiging en stuur het via blackboard op.

Slide 9 - Slide

Zinsbouw

Slide 10 - Slide

Opdracht
Je ziet straks een zin.
In deze zin staat een komma.
Waarom is de komma op de goede plek?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

de komma
schrijf je vóór een signaalwoord.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Waarom is de komma in deze zin niet goed?
A
"of" is geen signaalwoord
B
het is wél goed
C
de komma staat op de verkeerde plek
D
weet het niet

Slide 15 - Quiz

Opdracht
Maak van de volgende zin 2 zinnen.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Welk werkwoord moet in deze zin staan?

Slide 19 - Open question

De basis van een zin
onderwerp + werkwoord (persoonsvorm) + tijd + rest
voorbeeld:
Wij organiseren dinsdag 27 juni een gezellig uitje.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Deze zin bestaat uit:
A
is helemaal goed
B
2 zinnen
C
3 zinnen
D
4 zinnen

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Slide

de uitnodiging
Wat hoort bij een uitnodiging?
Type de woorden in het volgende woordweb.

Slide 24 - Slide

uitnodiging

Slide 25 - Mind map

Welk leesteken past bij een uitnodiging en waarom?
A
? omdat je vragen stelt
B
! omdat je enthousiast wilt maken
C
! omdat je wilt herhalen wat iemand heeft gezegd
D
geen leesteken

Slide 26 - Quiz

het artikel
Kijk naar een voorbeeld van een artikel.

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Waar vind je een artikel?

Slide 29 - Open question

Wat hoort bij een artikel?
A
een titel en feiten
B
een afsluiting: vriendelijke groeten
C
een hele korte tekst
D
alinea's

Slide 30 - Quiz

Een informele e-mail
Je ziet straks twee e-mails: een informele en een formele email.
We kijken naar de verschillen.

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Welke aanhef en afsluiting hoort bij een informele e-mail?

Slide 33 - Open question

Slide 34 - Slide

Welke aanhef en afsluiting hoort bij een informele e-mail?

Slide 35 - Open question

Heeft een e-mail alinea's?
A
ja
B
nee
C
soms
D
weet niet

Slide 36 - Quiz

Noem één ding wat je deze les hebt geleerd.

Slide 37 - Open question