2.1, 2.2 & 2.3 Oefentoets

Welkom bij GS!
  1. Zit je telefoon in de tas?
  2. Pak je laptop en schrift erbij.
  3. Kom in de Lessonup! Met je eigen naam ;)
  4. Ben je zover? Toppertje 

1 / 37
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij GS!
  1. Zit je telefoon in de tas?
  2. Pak je laptop en schrift erbij.
  3. Kom in de Lessonup! Met je eigen naam ;)
  4. Ben je zover? Toppertje 

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  1. Oefentoets
  2. Tijd over: Video over de Grieken 

Slide 2 - Slide

Paragraaf 2.1 Griekse stadstaten

Slide 3 - Slide


A
Rome
B
Griekenland

Slide 4 - Quiz

Wat is een kolonie?
A
Een ver land met dezelfde taal als de Grieken
B
Een gebied met vruchtbare grond
C
Gebieden van een Griekse stadstaat buiten Griekenland
D
Een land buiten Europa

Slide 5 - Quiz

Wat is een stadstaat?
timer
1:00

Slide 6 - Open question

Waarom stichtte de oude Grieken kolonies?

Slide 7 - Open question

In Athene kreeg je burgerrecht als...
A
Je in Athene geboren was
B
Je vader in Athene geboren was
C
Je beide ouders in Athene geboren waren
D
Je moeder in Athene geboren was

Slide 8 - Quiz

Wat is een democratie?
A
Gebieden van een Griekse stadstaat buiten Griekenland.
B
Manier van besturen waarbij burgers veel invloed hebben op het bestuur.
C
Manier van besturen waarbij burgers weinig invloed hebben.
D
Manier van besturen waarbij burgers geen invloed hebben.

Slide 9 - Quiz

In welke Griekse stadstaat ontstond democratie?
A
Sparta
B
Athene

Slide 10 - Quiz

Welke manieren van besturen waren er? (het zijn er 4)

Slide 11 - Open question

Waarvoor werd het schervengericht (ostracisme)gebruikt?
A
Om te voorkomen dat iemand te veel macht krijgt
B
Om onaardige mensen te verbannen
C
Om het aantal stemmen makkelijk te tellen
D
Om vreemdelingen te verbannen

Slide 12 - Quiz

Iedereen mag over alles meepraten en meebeslissen.
Democratie waarin gekozen vertegenwoordigers de beslissingen nemen.
Directe Democratie
Indirecte Democratie

Slide 13 - Drag question

Paragraaf 2.2 Oorlog om vrijheid en macht

Slide 14 - Slide

Wat is een monarchie?
A
Een stad met het gebied eromheen, die als een zelfstandige staat wordt bestuurd.
B
Een land wat bestuurt wordt zonder koning of koningin
C
Koninkrijk. Land met als staatshoofd een koning of koningin.

Slide 15 - Quiz

Wie won de Eerste Perzische Oorlog?
A
Griekenland
B
Perzië

Slide 16 - Quiz

Tijdens welke oorlog vond de slag bij Marathon plaats?
A
Eerste Perzische Oorlog
B
Tweede Perzische Oorlog

Slide 17 - Quiz

De eerste Perzische oorlog werd gewonnen door:
A
De Spartanen bij Thermopylea
B
De Atheners bij Marathon
C
De Perzen bij Salamis
D
De Spartanen en Atheners bij Marathon

Slide 18 - Quiz

Wat is er zo bijzonder aan de Perzische oorlogen?
A
Alle Grieken werken samen tegen Perzië
B
De Grieken hadden na de oorlog één groot rijk.
C
Sparta en Athene gingen tegen elkaar vechten.
D
Athene verloor na de oorlog haar democratie.

Slide 19 - Quiz

In welke beroemde veldslag vochten 300 Spartanen tegen 250.000 Perzen?
A
De slag bij Olympia
B
De slag bij Atletiek
C
De slag bij Marathon
D
De slag bij Thermopylae

Slide 20 - Quiz

De Tweede Perzische oorlog werd gewonnen door:
A
De Spartanen bij Thermopylea
B
De Atheners bij Marathon
C
De Atheners bij Salamis
D
De Spartanen en Atheners bij Marathon

Slide 21 - Quiz

Hoe heette de oorlog tussen Athene en Sparta
A
De Perzische oorlog
B
De Punische oorlog
C
De Peloponnesische oorlog
D
De Paplepel oorlog

Slide 22 - Quiz

Perzische Oorlogen
Oorzaak





Gevolg
Peloponnessische Oorlog 
Oorzaak




Gevolg
TERUGBLIK
Perzen verslagen
Griekse stadstaten verzwakt
Athene beschermt zijn kolonies tegen de Perzen
Grote verschillen Sparta en Athene

Slide 23 - Drag question

2.3 Griekse goden en helden

Slide 24 - Slide

Een orakel is ...
A
Een heiligdom waar de god een voorspelling doet
B
Een heiligdom waar priesters voorspellingen doen
C
Een heiligdom waar mensen offeren
D
Een heiligdom waar de god via een priester een voorspelling doet

Slide 25 - Quiz

Godin van de liefde
A
Demeter
B
Aphrodite
C
Artemis
D
Hestia

Slide 26 - Quiz

Kenmerken van de oppergod Zeus
A
Staf
B
Bliksemschicht
C
Adelaar
D
Drietand

Slide 27 - Quiz

God van de zee
A
Hera
B
Apollo
C
Poseidon
D
Ares

Slide 28 - Quiz

Wat was de boodschap van de mythen over de Griekse goden?
A
Griekse goden waren goed en liefdevol
B
Griekse goden waren belangrijk en moesten naar geluisterd worden
C
Griekse goden waren heel slim en vonden mensen heel belangrijk
D
Griekse goden waren alleswetend en vonden mensen onbelangrijk

Slide 29 - Quiz

Welke twee uitspraken zijn juist?
A
De Grieken geloofden in één god
B
Griekse goden leefden voor eeuwig
C
Griekse goden konden beslissen over het leven van de mensen

Slide 30 - Quiz

Hoe heet de oppergod van de Griekse goden?
A
Apollo
B
Zeus
C
Ares
D
Hades

Slide 31 - Quiz

De Griekse Goden zagen er uit als mensen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quiz

Hoe noemen we het wanneer je gelooft in meerdere goden?
A
Monotheïsme
B
Griekse mythologie
C
Polytheïsme
D
Jodendom

Slide 33 - Quiz

Goden werden aanbeden in
A
Tempels
B
Orakels

Slide 34 - Quiz

Goden werden om advies gevraagd in
A
Orakels
B
Tempels

Slide 35 - Quiz

Tijd over: Video
Ken jezelf, de Grieken

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video