Ga zitten en pak Pungelhuis erbij of een ander leesboek.
We gaan eerst 15 minuten stillezen.
timer
15:00
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
This lesson contains 26 slides, with text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Welkom!
Ga zitten en pak Pungelhuis erbij of een ander leesboek.
We gaan eerst 15 minuten stillezen.
timer
15:00
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen vandaag?
Lezen in je leesboek 15 minuten
Terugblik vorige les
Uitleg voor degene die daar behoefte aan hebben anders:
- oefenen met werkwoordspelling Cambiumnet
- boekopdracht fictie 3 mkn.
Slide 2 - Slide
Raadgedicht
Slide 3 - Slide
Terugblik vorige les
Slide 4 - Slide
Uitleg voor degene die daar behoefte aan hebben anders:
- oefenen met werkwoordspelling Cambiumnet
- boekopdracht fictie 3 mkn.
Slide 5 - Slide
-t, -d of -dt?
Als je niet weet of je een -t, een -d of -dt moet schrijven en je kunt dit ook niet horen,
dan vervang je het werkwoord door lopen.
Je hoort dan of je een -t, een -d of -dt moet schrijven.
Slide 6 - Slide
Oefening
1. De journalist .... (houden) zich aan zijn afspraak: ...
hiel-d, want ...
In de verleden tijd nooit -dt
Verlengproef: hielden, dus: hield
2. Hij (brengen) een souvenir mee.
brach-t
Verlengproef: brachten, dus: bracht
Slide 7 - Slide
Stam + t
Als het werkwoord in de tegenwoordige tijd staat, en het onderwerp 'hij', 'zij', 'het' of een enkelvoudig zelfstandig naamwoord is, voeg dan een 't' toe aan de stam van het werkwoord.
Bijvoorbeeld: hij loopt, zij praat, het regent.
Slide 8 - Slide
Hij ..... naar school. (lopen)
Slide 9 - Slide
Zij ..... graag. (praten)
Slide 10 - Slide
Het ...... buiten. (regenen)
Slide 11 - Slide
Hij ..... snel boos. (worden)
Slide 12 - Slide
Zij .... dat grappig. (vinden)
Slide 13 - Slide
Zij leest een boek.
Slide 14 - Slide
Spelling PV VT + voltooid deelwoord
-D of -T?
'T KoFSCHiP + X
Hele werkwoord
fietsen
beleven
Stam
fiets
beleev
ik-vorm + -te/-de
fietste
beleefde
voltooid deelwoord
gefietst
beleefd
Slide 15 - Slide
Hij heeft gisteren met zijn vrienden ........ . (fietsen)
Slide 16 - Slide
Zij heeft haar huiswerk snel ....... . (maken)
Slide 17 - Slide
De kinderen hebben buiten met de bal ........ . (spelen)
Slide 18 - Slide
Engelse werkwoorden
crossen
croste(n)
gecrost
shoppen
shopte(n)
geshopt
joggen
jogde(n)
gejogd
relaxen
relaxte(n)
gerelaxt
racen
racete(n)
geracet
bridgen
bridgede(n)
gebridged
basketballen
basketbalde(n)
gebasketbald
Slide 19 - Slide
Zij heeft de computer ...... . (resetten)
Slide 20 - Slide
Hij ......... het spelletje. (downloaden)
Slide 21 - Slide
Zij ...... gisteren op haar Nintendo Switch. (gamen)
Slide 22 - Slide
Tegenwoordig deelwoord (td)
Het tegenwoordig deelwoord bestaat uit hele werkwoord + D
Het tegenwoordig deelwoord geeft aan hoe iemand iets doet
Het tegenwoordig deelwoord zegt altijd iets over de persoonsvorm
Slide 23 - Slide
De kinderen spelen ..... in het park. (lachen)
Slide 24 - Slide
De vogels vliegen ....... door de lucht. (fluiten)
Slide 25 - Slide
Afsluiten
Wat gaat goed? Welk onderwerp van werkwoordspelling wil je nog eens uitgelegd krijgen?