310 les 2: 3.2 / Lineaire grafiek bij formule - 3k



● Leerdoelen bespreken
● Terugblik: Vk en 3.1
● Uitleg 3.2
● Zelfstandig werken
● Leerdoel behaald?
Welkom bij wiskunde
bij
bij
Leg je spullen op tafel
Wat gaan we doen?
TELEFOON thuis of 
in de kluis.

LAPTOP in je tas.
1 / 31
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 31 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson



● Leerdoelen bespreken
● Terugblik: Vk en 3.1
● Uitleg 3.2
● Zelfstandig werken
● Leerdoel behaald?
Welkom bij wiskunde
bij
bij
Leg je spullen op tafel
Wat gaan we doen?
TELEFOON thuis of 
in de kluis.

LAPTOP in je tas.

Slide 1 - Slide

Beginpagina zonder timer.

Plaatje aanpassen aan het onderwerp van de les.
Leerdoelen SE 310
H3: Formules en grafieken
Vk Rekenen met formules
1. Lineair of niet
2. Lineaire grafiek bij formule
3. Regelmaat in tabellen
4. Formules bij een tabel
5. Formule bij een grafiek  
6. Richtingscoefficient
     berekenen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Je weet wat een (wiskundig) verband is.

Je weet wat een woordformule is en kunt deze gebruiken.

Je weet wat variabelen zijn.

Je weet wat eenheden zijn.

Je weet wat een richtingscoёfficiёnt (r.c.) is
 en kunt deze vinden in een lineaire formule.












H3: Formules en grafieken

Vk Rekenen met formules
1. Lineair of niet
2. Lineaire grafiek bij formule
3. Regelmaat in tabellen
4. Formules bij een tabel
5. Formule bij een grafiek
6. Richtingscoefficient
     berekenen

Slide 3 - Slide

Bovenbouw

Paragraaf die besproken wordt in het blauwe vak dikgedrukt maken.

Het hoofdstuk waar je nu in werkt in het blauwe vak. 
Het hoofdstuk / de hoofdstukken wat er nog aan komt in deze SE-periode, of die al geweest is/zijn in het zwarte vak plaatsen. 
Wel de volgorde van aanbod van boven naar beneden laten lopen.
Leerdoelen
Je weet wat een lineaire formule is
 en kunt deze snel herkennen in een formule.


Je weet wat een lineair verband is.


Je kunt een lineaire grafiek tekenen bij een lineaire formule.


Je weet wat het maximum en het minimum van een grafiek is.















H3: Formules en grafieken

Vk Rekenen met formules
1. Lineair of niet
2. Lineaire grafiek bij formule
3. Regelmaat in tabellen
4. Formules bij een tabel
5. Formule bij een grafiek
6. Richtingscoefficient
     berekenen

Slide 4 - Slide

Bovenbouw

Paragraaf die besproken wordt in het blauwe vak dikgedrukt maken.

Het hoofdstuk waar je nu in werkt in het blauwe vak. 
Het hoofdstuk / de hoofdstukken wat er nog aan komt in deze SE-periode, of die al geweest is/zijn in het zwarte vak plaatsen. 
Wel de volgorde van aanbod van boven naar beneden laten lopen.
Terugblik




  • Welke grafiek is een constante, of horizontale grafiek?
  • Welke grafieken zijn vloeiende krommen?
  • Welke grafieken zijn lineair?
  • Welke grafiek stijgt steeds langzamer? En welke steeds sneller?
  • Welke grafiek daalt steeds langzamer?
  • Welke grafiek stijgt steeds met dezelfde snelheid?
  • Welke grafiek is periodiek?

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

3.2: Lineaire grafiek bij formule
Als je een bijbaan hebt, dan verdien je meer wanneer je meer gewerkt hebt.
Hierbij zeggen de inkomsten en tijd iets over elkaar, ofwel 
                 tussen de variabelen inkomsten en tijd bestaat een verband.
  • Woordformule: Inkomsten in € = 3 + 5 x tijd in uren
  • Letterformule:                              : I = 3 + 5t
  •                                                                 I: inkomsten in € en  t: tijd in uren       
         
  • Vergeet bij de verklaring van de letters niet de eenheden, hier € en uren.  

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

3.2: Lineaire grafiek bij formule



  • begingetal = € 3,- 
  • stijggetal = 5, ofwel richtingscoefficient = 5 
  • De stijging gaat elk uur even hard, dus stijgt het in een rechte lijn. Het is  een lineaire formule, ofwel een lineair verband
  • Hierbij kun je een lineaire grafiek tekenen.
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € en t: tijd in uren

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
________________________
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
verdiensten bijbaan

Slide 8 - Slide

Bespreken welke variabele je bij de assen zet

I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
verdiensten bijbaan

Slide 9 - Slide

minimum en maximum bepalen
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
Minimum:

verdiensten bijbaan

Slide 10 - Slide

Maximum en minimum bepalen.

Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
Minimum:
begingetal = € 3

verdiensten bijbaan

Slide 11 - Slide

Maximum en minimum bepalen.

Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
Minimum:
begingetal = € 3

Maximum:


verdiensten bijbaan

Slide 12 - Slide

Maximum en minimum bepalen.

Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
Minimum:
begingetal = € 3

Maximum:
I = 3 + 5 x 10 


verdiensten bijbaan

Slide 13 - Slide

Maximum en minimum bepalen.

Benoem stijgende grafiek

Benoem dat de verticale rond de 10 cm het mooiste is, dus stapgrootte nu € 5
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
__________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
Minimum:
begingetal = € 3

Maximum:
I = 3 + 5 x 10 = € 53


5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
verdiensten bijbaan

Slide 14 - Slide

Maximum en minimum bepalen.

Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
__________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
Minimum:
begingetal = € 3

Maximum:
I = 3 + 5 x 10 = € 53



5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
.
.
verdiensten bijbaan

Slide 15 - Slide

Maximum en minimum bepalen.

Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
__________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
Minimum:
begingetal = € 3

Maximum:
I = 3 + 5 x 10 = € 53

Controlepunt:


5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
.
.
verdiensten bijbaan

Slide 16 - Slide

Maximum en minimum bepalen.

Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
__________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
Minimum:
begingetal = € 3

Maximum:
I = 3 + 5 x 10 = € 53

Controlepunt:
I = 3 + 5 x 5 = € 28

5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
.
.
verdiensten bijbaan

Slide 17 - Slide

Maximum en minimum bepalen.

Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
__________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
Minimum:
begingetal = € 3

Maximum:
I = 3 + 5 x 10 = € 53

Controlepunt:
I = 3 + 5 x 5 = € 28

5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
.
.
.
verdiensten bijbaan

Slide 18 - Slide

Maximum en minimum bepalen.

Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
__________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
Minimum:
begingetal = € 3

Maximum:
I = 3 + 5 x 10 = € 53

Controlepunt:
I = 3 + 5 x 5 = € 28

5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
.
.
.
__________________________________
verdiensten bijbaan

Slide 19 - Slide

Maximum en minimum bepalen.

Benoem stijgende grafiek
I = 3 + 5t 
I: inkomsten in € 
t: tijd in uren
________________________
__________________________
tijd in uren
inkomsten in € 
0       1     2    3     4    5     6    7    8     9    10
Minimum:
begingetal = € 3

Maximum:
I = 3 + 5 x 10 = € 53

Controlepunt:
I = 3 + 5 x 5 = € 28

5
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
.
.
.
__________________________________
Verdiensten bijbaan

Slide 20 - Slide

Altijd afmaken met een titel
3.2: Lineaire grafiek bij formule
Als er een grafiek getekend is, dan is het:
  • Maximum: het hoogste punt van de grafiek
    (dus van de lijn, niet van het assenstelsel).
  • Minimum: het laagste punt van de grafiek
    (dus van de lijn, niet van het assenstelsel).     

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Even oefenen
Sjaak houdt een feestje. De chips koopt hij via een website. 
Hierbij hoort onderstaande formule.

Kosten in € = 4,95 + 1,25 x aantal zakken chips




Slide 22 - Slide

Bespreek hierbij zelf de begrippen:
variabelen, verband, woordformule, letterformule, begingetal, richtingscoefficient, lineaire formule.

Ik doe dit met wisbordjes.

Denk bij de letterformule aan de verklaring voor de letters.
Even oefenen
Romana heeft nieuwe kaarsen gekocht. Bij de lengte van de kaars hoort de formules hieronder.

Lengte in cm = 30 - 0,5 x aantal branduren




Slide 23 - Slide

Bespreek hierbij zelf de begrippen:
variabelen, verband, woordformule, letterformule, begingetal, richtingscoefficient, lineaire formule.

Ik doe dit met wisbordjes.

Denk bij de letterformule aan de verklaring voor de letters.
En RC = -0,5
Even oefenen
KPN mobile

Slide 24 - Slide

Bespreek hierbij zelf de begrippen:
variabelen, verband, begingetal, lineaire grafiek, vloeiende kromme, maximum, minimum.

Ik doe dit met wisbordjes.


Besproken leerdoelen
Je weet wat een (wiskundig) verband is.

Je weet wat een woordformule is en kunt deze gebruiken.

Je weet wat variabelen zijn.

Je weet wat eenheden zijn.

Je weet wat een richtingscoёfficiёnt (r.c.) is
 en kunt deze vinden in een lineaire formule.












H3: Formules en grafieken

Vk Rekenen met formules
1. Lineair of niet
2. Lineaire grafiek bij formule
3. Regelmaat in tabellen
4. Formules bij een tabel
5. Formule bij een grafiek
6. Richtingscoefficient
     berekenen

Slide 25 - Slide

Bovenbouw

Paragraaf die besproken wordt in het blauwe vak dikgedrukt maken.

Het hoofdstuk waar je nu in werkt in het blauwe vak. 
Het hoofdstuk / de hoofdstukken wat er nog aan komt in deze SE-periode, of die al geweest is/zijn in het zwarte vak plaatsen. 
Wel de volgorde van aanbod van boven naar beneden laten lopen.
Besproken leerdoelen
Je weet wat een lineaire formule is
 en kunt deze snel herkennen in een formule.


Je weet wat een lineair verband is.


Je kunt een lineaire grafiek tekenen bij een lineaire formule.


Je weet wat het maximum en het minimum van een grafiek is.















H3: Formules en grafieken

Vk Rekenen met formules
1. Lineair of niet
2. Lineaire grafiek bij formule
3. Regelmaat in tabellen
4. Formules bij een tabel
5. Formule bij een grafiek
6. Richtingscoefficient
     berekenen

Slide 26 - Slide

Bovenbouw

Paragraaf die besproken wordt in het blauwe vak dikgedrukt maken.

Het hoofdstuk waar je nu in werkt in het blauwe vak. 
Het hoofdstuk / de hoofdstukken wat er nog aan komt in deze SE-periode, of die al geweest is/zijn in het zwarte vak plaatsen. 
Wel de volgorde van aanbod van boven naar beneden laten lopen.
Huiswerk
Maken van H3:
v.a. blz 134: Paragraaf 3.2 via jouw eigen leerroute

Nakijken:
Huiswerk van de vorige keer




timer
4:00
Achter de les

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen volgende les












Je weet wat de regelmaat in een tabel is.
 (regelmatige toe- en afname)

Je kunt de r.c. vinden in een regelmatige tabel.
 (r.c. = toename onder: toename boven)




H3: Formules en grafieken

Vk Rekenen met formules
1. Lineair of niet
2. Lineaire grafiek bij formule
3. Regelmaat in tabellen
4. Formules bij een tabel
5. Formule bij een grafiek
6. Richtingscoefficient
     berekenen

H9: Grafieken en vergelijkingen
Vk Grafieken en vergelijkingen
1. Bijzondere grafieken
2. Som- en verschilgrafiek
3. Vergelijkingen oplossen met
     de balansmethode
4. Oplossen met inklemmen

Slide 28 - Slide

Bovenbouw

Paragraaf die besproken wordt in het blauwe vak dikgedrukt maken.

Het hoofdstuk waar je nu in werkt in het blauwe vak. 
Het hoofdstuk / de hoofdstukken wat er nog aan komt in deze SE-periode, of die al geweest is/zijn in het zwarte vak plaatsen. 
Wel de volgorde van aanbod van boven naar beneden laten lopen.
Hierna volgen enkele filmpjes die je kunnen helpen met het behalen van de leerdoelen.
Hierna volgen enkele filmpjes die je kunnen helpen met het behalen van de leerdoelen.
Hierna volgen enkele filmpjes die je kunnen helpen met het behalen van de leerdoelen.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Video

This item has no instructions

Slide 31 - Video

This item has no instructions