This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Wat is een voorbeeld van plaatsgebonden criminaliteit?
Slide 1 - Open question
Angst is een voorbeeld van...
A
Materiële gevolgen van criminaliteit
B
Immateriële gevolgen van criminaliteit
Slide 2 - Quiz
Je bent een crimineel als je een misdrijf hebt gepleegd
A
Waar
B
Niet waar
Slide 3 - Quiz
Wat is het verschil tussen een overtreding en een misdrijf?
Slide 4 - Open question
Je bent asociaal als je...
A
Geen rekening houdt met anderen
B
Een wetsregel overtreedt
Slide 5 - Quiz
Wat voor soorten straffen kan de rechter geven?
Slide 6 - Open question
Carmen gaat nauwelijks naar school. Uit vervelend steelt en vernielt ze dingen
Gister is Isa haar telefoon gestolen. Ze pakt zomaar een telefoon uit de bak met gevonden voorwerpen
Yarno weet dat er geen camera's hangen bij de BasicFit en steelt oordopjes uit iemand zijn jas
Als de docent de ouders van Evan bellen, maakt het de ouders niet zoveel uit dat Evan heeft gespijbeld. Ze vinden dat hij niet na hoeft te blijven op school
Spijbelen en schooluitval
Minder strenge normen en waarden
Weinig controle
Slechte opvoeding
Slide 7 - Drag question
Wat is het doel van straffen als een kinderlokker opgesloten wordt?
A
Afschrikken
B
Veiligheid in de samenleving
C
Wraak
D
Leren van zijn fout
Slide 8 - Quiz
Wat is het doel van straffen als iemand na het spuiten van graffiti, het zelf moet schoonmaken met een taakstraf?
A
Afschrikken
B
Veiligheid in de samenleving
C
Wraak
D
Leren van zijn fout
Slide 9 - Quiz
Wat is het verschil tussen preventie en repressie?
Slide 10 - Open question
Wat is de beste omschrijving van het begrip ‘criminaliteit’?
A
Asociaal gedrag waar andere mensen last van hebben.
B
Alle overtredingen van wetsregels.
C
Alle misdrijven die in de wet staan.
D
Alle overtredingen van wetsregels waarbij materiële of niet-materiële schade is ontstaan.
Slide 11 - Quiz
Als je …………………, krijg je geen strafblad. Welke woorden zijn weggelaten?
A
Geweld gebruikt.
B
Een inbraak pleegt.
C
Een misdrijf begaat
D
Een overtreding begaat.
Slide 12 - Quiz
Een rechtsstaat is een land waar:
A
de rechters de belangrijkste beslissingen nemen.
B
de rechten van verdachten en gevangenen in wetten geregeld zijn.
C
de rechters de rechten van gevangenen en verdachten bepalen.
D
de politie zich niet aan de wet hoeft te houden.
Slide 13 - Quiz
Een voorbeeld van niet-materiële schade is:
A
's avonds niet alleen over straat durven.
B
een beschadigde fiets
C
een opengebroken auto.
D
een extra slot op de achterdeur.
Slide 14 - Quiz
Zijn de uitspraken juist of onjuist? 1. Groepsdruk speelt vooral mee bij criminaliteit onder jongeren. 2. Bij vechtpartijen speelt alcohol een belangrijke rol.
A
1 is juist, 2 is onjuist.
B
1 is onjuist, 2 is juist.
C
1 en 2 zijn beide juist.
D
1 en 2 zijn beide onjuist.
Slide 15 - Quiz
tijdgebonden criminaliteit
plaatsgebonden criminaliteit
Bezit van wapens
Doorsturen van iemand naaktfoto's is strafbaar
Wiet roken
Afval gooien op straat
Als man hand in hand lopen met een andere man
Zomaar met een drone vliegen is strafbaar
Slide 16 - Drag question
Repressie
Preventie
Rechte politieke partijen
Linkse politieke partijen
Criminelen hard aanpakken
Criminaliteit voorkomen
GroenLinks
VVD en PVV
Slide 17 - Drag question
Sleep het begrip naar de beschrijving
harde aanpak van criminaliteit
lijst met misdrijven waarvoor je gestraft bent
Verslag van de politie als het onderzoek klaar is
een ernstig strafbaar feit
voorkomen van criminaliteit
strafblad
misdrijf
proces-verbaal
preventie
repressie
Slide 18 - Drag question
Preventie
Repressie
Voorkomen van criminaliteit
Veelvoorkomende criminaliteit
Strafrechtelijk optreden
Zware misdaad
Straatverlichting plaatsen
Sociale controle vergroten
Werkgelegenheid verbeteren
Voorlichting
Versterking justitie en politie
Meer bevoegdheden politie en justitie
Strenger straffen
Slide 19 - Drag question
Materiële gevolgen
Immateriële gevolgen
Kosten omdat er is ingebroken
Hogere prijzen voor producten en diensten
Gevoel van angst en onveiligheid
Kosten voor bestrijding criminaliteit
Normvervaging
Slide 20 - Drag question
Individuele oorzaken criminaliteit
Maatschappelijke oorzaken criminaliteit
stoer doen
verslaving
Kleine pakkans
Geldgebrek
Minder sociale controle
Slide 21 - Drag question
In een grote stad is de criminaliteit hoger dan in een dorp. Maar in een dorp is ………………….. groter dan in een stad. Welke woorden zijn weggelaten?
A
het alcoholgebruik.
B
de pakkans.
C
de schooluitval.
D
de groep spijbelaars.
Slide 22 - Quiz
Wat mag de politie niet doen om een misdrijf op te lossen?
A
Fouilleren.
B
Verhoren.
C
Taakstraf geven.
D
Arresteren.
Slide 23 - Quiz
Na de arrestatie van een verdachte schrijft de politie een verslag van de zaak: het proces-verbaal. De politie stuurt dit verslag door naar:
A
De officier van Justitie
B
De rechter
C
De verdachte
D
Halt
Slide 24 - Quiz
Devlin heeft een maatje – de 26-jarige ‘kleine Sem’ – die ook wel eens wat pikt. ‘Kleine Sem’ wordt opgepakt na een onhandige poging om een kratje bier te stelen. Hij komt bij de officier van justitie, die hem vertelt: “Zo jongen, ik heb het proces-verbaal bekeken en ik stel een schikking voor.” Wat moet ‘kleine Sem’ nu doen?
A
De cel in.
B
Naar Halt.
C
Naar de rechtbank.
D
Een boete betalen.
Slide 25 - Quiz
Een kenmerk van een maatschappelijk probleem is dat het veel voorkomt in het nieuws en de media. Wat zijn de 3 andere kenmerken van een Maatschappelijk probleem?