A2a fictieopdracht

Fictie-opdracht V2
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Fictie-opdracht V2

Slide 1 - Slide

  • Bij de vorige opdracht heb je geleerd dat ruimtes in een verhaal een belangrijke rol kunnen spelen.
  • Ruimtes geven een beeld waar het verhaal zich afspeelt. Ze kunnen de spanning  verhogen, of de sfeer bepalen. 




  • Deze les gaan we in op de ontwikkeling van de hoofdpersoon. Wat maakt de hoofdpersoon mee en hoe verandert hij in de loop van het verhaal?

Slide 2 - Slide

  • Je leert een hoofdpersoon vaak goed kennen in een boek. Je hebt een idee hoe die eruit ziet en je weet wat hij denkt en voelt.
  • Een hoofdpersoon maakt vaak een ontwikkeling door en verandert in de loop van het verhaal?
  • Door na te denken over zo'n verandering kan je helpen bij het doorgronden van het boek. Je leert daarvan.

  • Eerste oefening: Ik lees een gedichtje voor. 
     Wat is het probleem voor de ik-figuur? Pak een blaadje en noteer je
     naam. Let op: werk netjes en serieus. Je levert het blaadje straks in.

Slide 3 - Slide

  • Oefening 1: Noteer op een blaadje/schrift:  Wat is het probleem van de ik-figuur? (3 minuten)
    (blz. 223)  



Oorlog aan tafel

Mijn vader werpt woorden
als bommen over mijn moeder
haar bord. Met alle geweld
kaatst zij zoveel kilte terug dat
zelfs mijn oorlogszuchtige zusje


 er stil van wordt. Er hangen doden in de lucht, grote doden, ten minste twee. Ik, vriend noch vijand, zoek dekking achter een heuveltje aardappelpuree. 

Erik van Os

Slide 4 - Slide

  • Oefening 2: Noteer op je blaadje een kolom met kleine en een kolom met grote problemen.
  • Verdeel de onderstaande problemen in kleine en grote problemen. Soms kun je de problemen indelen bij beide kolommen. 

alcoholverslaving – een onvoldoende staan voor Nederlands – een weekend huisarrest – familieruzies – fietssleutel kwijt – gameverslaving – gepest worden – gescheiden ouders – gestolen telefoon – kapotte auto – onsmakelijk eten – ontslagen worden – rekeningen niet kunnen betalen – ruzie met een vriend(in) – te weinig zakgeld – vergeten verjaardag – zorg voor zieke ouders.                    (4 minuten)

Slide 5 - Slide

Ontwikkeling hoofdpersoon

In de meeste boeken maakt de hoofdpersoon een ontwikkeling door. Vooral in probleemboeken zie je dat goed: de hoofdpersoon heeft een probleem en probeert dat op te lossen. 

Door dit proces verandert de hoofdpersoon.

Slide 6 - Slide

  • Oefening 3: We lezen een fragment uit 'Honderd uur nacht'.
  • Noteer op een blaadje/schrift

Waar wil Emilia voor vluchten?
Emilia is veranderd, hoe?   -  als basisschoolleerling
                                              -  sinds afgelopen dinsdag
 blz. 192                                -  op het vliegveld
(5 minuten)

Slide 7 - Slide

  • Oefening 4: We lezen een fragment uit 'Gesplitst'.
  • Noteer op een blaadje/schrift

  • Wat is het probleem van Connor?
  • Wat doet Connor nu hij op de hoogte is van het splitsingsformulier?

(blz. 228)
(5 minuten)

Slide 8 - Slide

  • Oefening 5: Schrijf een kort verhaal
  • Je mag zelf kiezen of je deze opdracht op de computer maakt of op papier.
  • Het eerste hoofdstuk van Honderd uur nacht begint met de zin: ‘Ik ben de enige op de wereld die weet wat ik vandaag ga doen.’ Schrijf een probleemverhaal dat ook begint met deze zin.
  • Neem de beginzin over. 

Slide 9 - Slide

 
  • Kies een probleem uit dat net besproken is (in oefening 2).
  • Verzin een verhaal over een persoon die dit probleem heeft.
  • Leef je in deze persoon in, wat voelt hij / zij, hoe gaat hij / zij met dit probleem om, kan deze persoon het probleem oplossen …. etc. etc.

Slide 10 - Slide

Vind je het lastig om te beginnen? Dit kan je helpen.

  • Noteer bovenaan een blaadje/document het probleem.
  • Noteer daaronder in steekwoorden wie de hoofdpersonen en bijpersonen zijn, hoe de hoofdpersoon in de problemen is gekomen, wat een mogelijke oplossing is voor het probleem (weglopen, vechten, hulp vragen of iets anders) en welke ontwikkeling de hoofdpersoon doormaakt in je verhaal.
  • Je verhaal is minimaal 500 woorden. Als je in Word werkt, zie je linksonder het aantal woorden staan.

Slide 11 - Slide

Klaar:

  • Lees in je tweede leesboek!
  • Lever je blaadje met je naam erop in.
  • Woensdag lees je je verhaal voor.
  • De opdracht staat bij het huiswerk in Magister (huiswerk woensdag).


Slide 12 - Slide