1.6 Reductiedeling (meiose) (18-9-'23)

1.6 Reductiedeling (Meiose)
1 / 14
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1.6 Reductiedeling (Meiose)

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
- 1.6.1 Je kunt beschrijven hoe een reductiedeling (meiose) verloopt, wat het doel van de meiose is en wat de kenmerken ervan zijn.
- 1.6.2 Je kunt de verschillen in de bouw van zaadcellen en eicellen noemen.
- 1.6.3 Je kunt beschrijven hoe geslachtschromosomen het geslacht van een mens bepalen.

Slide 2 - Slide

Geslachtscellen
Behalve lichaamscellen heb je ook geslachtcellen. Dit zijn de eicellen van de vrouw en de zaadcellen van de man.
De eicel is de grootste cel van het menselijk lichaam. Zaadcellen zijn veel kleiner en hebben een zweepstaart. Eicellen hebben geenstaart. 

Slide 3 - Slide

Vandaag...
- Nabespreken huiswerk 1 t/m 6 van 1.5
- Leerdoelen
- Nieuwe stof 1.6 reductiedeling (meiose)
- leerdoel herhalen
- huiswerk maken

Slide 4 - Slide

Gemaakt huiswerk...
 
Nabespreken huiswerk 1 t/m 6 van 1.5
(welke vragen gaan we bespreken?)

Slide 5 - Slide

Nieuw 1.6: Reductiedeling
- Boek blz 36

Slide 6 - Slide

 In de kernen van geslachtscellen komen de chromosomen niet in paren voor maar enkelvoudig. Een geslachtscel van een mens bevat geen 46 chromosomen, maar de helft daarvan (23).
zaadcel 23 chromosomen
eicel 23 chromosomen

Slide 7 - Slide

Reductiedeling
  • Geslachtscellen hebben 23 chromosomen omdat ze zich op een speciale manier delen.
  • De cellen delen zich zodat elke nieuwe cel een enkele set chromosomen krijgt (dus 23 totaal).
  • Als zaadcel (23 chr.) en eicel (23 chr.) weer bij elkaar komen heeft de bevruchte cel weer 46 chromosomen

Slide 8 - Slide

Meiose
Cel waaruit de geslachtscellen ontstaan. De chromosomen zijn niet te zien. Alle chromosomen zijn in paren aanwezig.
1
Van elke DNA-keten ontstaat een kopie. De DNA-ketens worden korter en dikker. De chromosomen zijn nu zichtbaar
2
Het kernmembraan verdwijnt. De chromosomen gaan in het midden van de cel liggen. De chromosomenparen gaan uit elkaar.
3
De cel deelt: in elke dochtercel zit één chromosoom met twee DNA-ketens.
4
 De twee DNA-ketens van elk chromosoom gaan uit elkaar.
5
Er zijn vier cellen ontstaan. Per cel komt elk chromosoom slechts één keer (enkelvoudig) voor. (De chromosomen zijn nu niet meer te zien, maar voor de duidelijkheid wel getekend.)
6

Slide 9 - Slide

Bevruchting
  • Bevruchting: de kern van de zaadcel vermengt zich met de kern  van de eicel. 
  • Chromosomen komen weer bij elkaar. 
  • 23 van de vader + 23 van de moeder = 46 chromosomen. 
23 chromosomen mama
23 chromosomen papa
46 chromosomen 

Slide 10 - Slide

Geslacht
Bij het 23e chromosomenpaar  staat geen nummer maar ‘XX’ of 'XY'. Dit zijn de geslachtschromosomen.
Bij een vrouw zijn de geslachts - chromosomen gelijk aan elkaar. Een vrouw heeft twee X-chromosomen (XX).
Bij een man zijn de geslachts -chromosomen verschillend. Een man heeft een X- en een Y-chromosoom 


Slide 11 - Slide

Het geslachtschromosoom in een eicel is altijd een X.
 Het geslachtschromosoom in een zaadcel kan een X zijn of een Y.
Bij de bevruchting ontstaat dus een chromosomenpaar XX of een chromosomenpaar XY.
De baby wordt een meisje of een jongetje, en heel soms intersekse (bijvoorbeeld een meisje met XY- chromosomen).

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Huiswerk nu samen maken!
- Maken opdracht 1 t/m 6 
    van 1.6 (blz 38)

Slide 14 - Slide