What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Alle grammatica U3&4
Grammar:
(Question)
Tags
1 / 38
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
This lesson contains
38 slides
, with
text slides
.
Lesson duration is:
50 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Grammar:
(Question)
Tags
Slide 1 - Slide
May/ might be
(Question) Tags
Wat is het?
Een korte vraag die je stelt aan het einde van de zin.
Vergelijkbaar met het Nederlands:
Hé? - niet waar? - vind je niet?
Slide 2 - Slide
May/ might be
(Question) Tags
Hoe
gebruik je het?
Herhaal:
de vorm van to be
OF
hulpwerkwoorden
OF '
do
'
persoonlijke voornaamwoorden
+
Slide 3 - Slide
May/ might be
(Question) Tags
Dus:
Vorm van to be
/
hulpwerkwoorden
+
persoonlijke vnw
Voorbeelden:
aren't you?
is she?
can you?
You
are
at school,
She
's
not angry,
You
can
't help me,
Slide 4 - Slide
May/ might be
(Question) Tags
Dus:
Vorm van to be
/
hulpwerkwoorden
+
persoonlijke vnw
Geen
vorm van to be
of
een hulp ww
in de zin?
They
need
some spare time,
Jenny
eats
cheese,
don't they?
doesn't she?
GEEN vorm van to be of hulpwerkwoord? Gebruik 'DO'
Slide 5 - Slide
Grammatica:
Bezittelijke voornaamwoorden
Slide 6 - Slide
May/ might be
Bezittelijke voornaamwoorden
Dit rijtje gebruik je
MET
Zelfstandig naamwoord erachter
My
Your
His
Her
Its
Our
Their
= Mijn
= Jouw
= Zijn
= Haar
= Het
= Onze
= Hun
Voorbeelden:
Is Michael
your
friend?
Her
dog is small.
Their
car drives fast!
Slide 7 - Slide
May/ might be
Bezittelijke voornaamwoorden
Dit rijtje gebruik je
ZONDER
Zelfstandig naamwoord erachter
Mine
Yours
His
Hers
Yours
Ours
Theirs
= Van mij
= Van jou/ u
= Van hem
= Van haar
= Van jullie/ u
= Van ons
= Van hen
Voorbeelden:
A friend of
mine
That bike of
yours
It is
ours
Slide 8 - Slide
Grammatica:
going to
Toekomende tijd
Slide 9 - Slide
May/ might be
Going to
Wanneer gebruik je het?
Om aan te geven wat iemand van plan is.
Om aan te geven wat zeker zal gebeuren.
Slide 10 - Slide
May/ might be
Going to
Wanneer gebruik je het?
Om aan te geven wat iemand van plan is.
Om aan te geven wat zeker zal gebeuren.
Hoe maak je het?
Een vorm van
to be
( )
+
going to
+
hele werkwoord
Voorbeeld:
AM/ ARE/ IS
I
am
going to
ask
his name
Slide 11 - Slide
May/ might be
Going to
(+)
(-)
(?)
I
am going to spend
Christmas with family
I
am NOT going to spend
Christmas with my family
Am
I
going to spend
Christmas with my family?
Slide 12 - Slide
Grammatica:
WILL
toekomende tijd
Slide 13 - Slide
May/ might be
Will + hele werkwoord
Wanneer gebruik je het?
Een spontane beslissing
in de toekomst
zonder dat het gepland of vastgelegd is.
Voorbeeld:
I
will
help
you in a minute!
It
will
be
dark soon!
Slide 14 - Slide
May/ might be
Will + hele werkwoord
Bevestigend
will
start
Ontkennend
will
NOT
start
of
Won't
start
Vragend
will
he
start
Slide 15 - Slide
May/ might be
Will + hele werkwoord
LET OP! BIJ VRAGEN WAARIN JE IETS AANBIEDT DAN GEBRUIK JE
SHALL
BIJ I (IK) EN WE (WIJ)
Bevestigend
will
start
Ontkennend
will
NOT
start
of
Won't
start
Vragend
Shall
I
start
will
he
start
Shall
we
start
Slide 16 - Slide
Grammatica:
Short answers
Slide 17 - Slide
May/ might be
Short answers (korte antwoorden)
Je herhaalt het EERSTE werkwoord uit de vraag.
In bevestigende zinnen kun je dit woord gewoon overnemen.
Voorbeelden:
Do
you
know her? Yes,
I
do
.
Can
she
help you? Yes,
she
can
.
Is
she
famous? No,
she
is
.
Slide 18 - Slide
May/ might be
Short answers (korte antwoorden)
In ontkennende short answers zet je nog 'not' achter het werkwoord. Of de verkorte vorm n't
Voorbeelden:
Do
you
like coriander? No,
I
don't
.
Are
they
a couple? No,
they
aren't
.
Can
he
speak Russian? No,
he
can't
.
Slide 19 - Slide
Present simple
vs
Present continuous
Slide 20 - Slide
May/ might be
Present simple vs Present continuous
Als iets
altijd, nooit of regelmatig
gebeurt (feiten of gewoontes)
Hoe?
Hele werkwoord
He/She/ It -> hele ww + s
Signaalwoorden:
always, never, often, usually
Slide 21 - Slide
May/ might be
Present simple vs Present continuous
Om aan te geven dat iets
NU
aan de gang is.
Hoe?
Vorm van to be (am/are/is) + hele werkwoord + ing
Signaalwoorden:
now, right now, at the moment
Slide 22 - Slide
May/ might be
Present simple vs Present continuous
I often
watch
TV
Do
I
watch
TV often?
I
don't watch
TV often.
(+)
(?)
(-)
Slide 23 - Slide
May/ might be
Present simple vs Present continuous
I
am watching
TV right now
Am
I
watching
TV right now?
I
am not watching
TV right now.
(+)
(?)
(-)
Slide 24 - Slide
Grammar:
Possessive
Slide 25 - Slide
May/ might be
Possessive: s' / 's / of
= de bezitsvorm
Om aan te geven van wie of wat iets is.
In het Engels in 3 vormen:
1. Paul
's
car is awesome!
2. I found the students
'
books.
3. The back
of
the car.
Slide 26 - Slide
May/ might be
Possessive: s / 's / of
ENKELVOUD:
+
's
My sister
's
dress is nice.
MEERVOUD:
+
'
My sisters
'
dresses are nice.
Slide 27 - Slide
May/ might be
Possessive: s / 's / of
LET OP
Woorden die in het meervoud staan en niet eindigen op 's' krijgen een
's
Voorbeeld:
The children favourite game.
I need to visit the women room.
Slide 28 - Slide
May/ might be
Possessive: of
Als je het hebt over dingen, plaatsen en landen gebruik je: OF
Voorbeelden:
The battery
of
my phone is empty.
The roof
of
the house is leaking.
Slide 29 - Slide
Gerund
Slide 30 - Slide
May/ might be
Gerund
Werkwoord die als zelfstandig naamwoord wordt gebruikt
Hoe?:
werkwoord + gerund (stam+ing)
love - stop - prefer - start - enjoy - quit - like - hate
Voorbeeld: I
love
drinking
chocolate milk.
I
hate
walking
home.
Slide 31 - Slide
May/ might be
Gerund
Vul de zinnen aan - je gebruikt niet altijd Gerund.
Lees de zin goed:
I love _____writing________ (write) you letters!
Could you ________mail_______(mail) me your letter?
Will you stop ______liking______(like) my pictures?!
Antwoorden
1. writing 2. mail 3. liking
Slide 32 - Slide
Grammar:
Imperative
Wel doen! / Niet doen!
Slide 33 - Slide
May/ might be
Imperative: Wel doen! / Niet doen!
Waarom?
Zeggen dat iemand iets (niet) moet doen (een bevel geven)
= Gebiedende wijs
Slide 34 - Slide
May/ might be
Imperative: Wel doen! / Niet doen!
Hoe?
Positive imperative = stam + rest van de zin
Pick up
those bags
Negative imperative =
Don't
+ stam + rest van de zin
Don't
mess
it up
= Gebiedende wijs
Slide 35 - Slide
Aanwijzende voornaamwoorden
Slide 36 - Slide
May/ might be
This vs That
Wanneer gebruik je dit?
Als een
zelfstandig naamwoord
enkelvoud
is.
Zelfstandig naamwoord =
This
-> dichtbij
That
-> ver weg
Zelfstandig naamwoord zijn mensen, dieren en dingen
Slide 37 - Slide
May/ might be
These vs Those
Wanneer gebruik je dit?
Als een
zelfstandig naamwoord
meervoud
is.
These
-> dichtbij
Those
-> ver weg
s
s
Slide 38 - Slide
More lessons like this
Present Simple Q & N
June 2022
- Lesson with
38 slides
Engels
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Crowd power-the flashmob phenomenom
February 2020
- Lesson with
19 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Week 5 O17 les 1 Present simple Impact F. Unit 2 p. 46-49
January 2023
- Lesson with
51 slides
Engels
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
3G Topic 3 Grammar
April 2022
- Lesson with
33 slides
Engels
Middelbare school
vmbo g, t
Leerjaar 3
Herhaling HS1-6 M3A
May 2022
- Lesson with
37 slides
Engels
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
Present Simple vs Present Continuous 1
September 2024
- Lesson with
33 slides
Engels
Middelbare school
vmbo t, mavo, havo, vwo
Leerjaar 1,2
futures 2B, 2D
August 2022
- Lesson with
34 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Introduction lesson 1VWO
September 2018
- Lesson with
13 slides
Engels
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1