This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Tekstsoorten
informatief;
instructief;
betogend.
Slide 2 - Slide
Leesstrategieën
globaal;
zoekend;
intensief.
Slide 3 - Slide
Moeilijke woorden
Achter de betekenis van moeilijke woorden kun je komen door:
te vragen; X
informatie uit de rest van de tekst te halen; V
het woordenboek te raadplegen. V
Slide 4 - Slide
Beeld en opmaak
Het beeld en de opmaak van de tekst worden bepaald door:
titel;
tussenkopjes;
illustraties;
lettertypes;
tekst- en alinea-indeling.
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Functies afbeeldingen: 1. De afbeelding dient om de aandacht te trekken. 2. De afbeelding is nodig om de tekst te kunnen begrijpen. 3. De afbeelding voegt nieuwe informatie-elementen toe aan de tekst.
A
alleen 1
B
alleen 2
C
1 en 2
D
2 en 3
Slide 7 - Quiz
Op welk aspect legt de afbeelding in de advertentie de nadruk?
A
Een nieuw bestaan in Nederland is aantrekkelijk.
B
Iedereen kan vrijwilliger worden.
C
Vluchtelingen hebben hulp van anderen nodig.
D
Weet iedereen voor vluchtelingen de weg?
Slide 8 - Quiz
Schrijfdoel en lezers
De schrijver kan verschillende doelen hebben:
informatie verstrekken;
overtuigen;
een mening geven;
tot handelen aanzetten;
amuseren;
gevoelens oproepen/uitdrukken.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Voor wie is deze advertentie bedoeld?
A
alleen voor jonge mannen
B
voor belangstellenden voor een functie bij de landmacht
C
voor mannen en vrouwen die al in de landmacht zitten
D
voor scholieren op technische opleidingen
Slide 11 - Quiz
Wat is het voornaamste doel van deze advertentie?
A
informeren
B
amuseren
C
tot handelen aansporen
D
overtuigen
Slide 12 - Quiz
Feiten en meningen
Feit: echt gebeurd/echt waar/controleerbaar
Mening:wat iemand vindt/denkt/niet controleerbaar
zonder commentaar
tegenspreken
juistheid
vergelijken
Slide 13 - Slide
Tekstindeling
In de meeste teksten kun je drie delen onderscheiden:
inleiding;
kern;
slot.
Slide 14 - Slide
Deelonderwerpen
Inleiding
Onderwerp
Kern
Stappen: deelonderwerpen
--> tussenkopjes
Slide 15 - Slide
Tekstrelaties en signaalwoorden
Tekstverbanden = tekstrelaties
--> signaalwoorden!
oorzaak - gevolg;
doel - middel;
algemene uitspraak of bewering - voorbeeld;
tegenstelling
opsomming;
voorwaarde;
argumenten;
conclusie.
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Welk verband is er tussen alinea 2 en alinea 3?
A
Alinea 2 en 3 vormen een opsomming.
B
Alinea 3 bevat een samenvatting van de inhoud van alinea 2.
C
Alinea 3 geeft de oorzaak van alinea 2.
D
Alinea 3 geeft een voorbeeld bij wat in alinea 2 wordt verteld.
Slide 18 - Quiz
Hoofdonderwerp en hoofdgedachte
Hoofdonderwerp: waar gaat deze tekst over?
Hoofdgedachte: wat zegt de schrijver in één zin over het onderwerp van de tekst?