Taal: stijl

Taal: stijlfiguren
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Taal: stijlfiguren

Slide 1 - Slide

Wat zijn stijlfiguren eigenlijk?

Slide 2 - Open question

Stijlfiguren
Wat zijn stijlfiguren?
Stijlfiguren zijn literaire trucs die worden gebruikt om een tekst levendiger, interessanter of overtuigender te maken voor een lezer of luisteraar.


Slide 3 - Slide

Welke stijlfiguren?

- Opsomming of enumeratie 
- Drieslag (vaste opsomming van drie begrippen)
- Climax (fluisteren, praten, schreeuwen)
- Overdrijving of een hyperbool
- Tegenstelling of antithese (leven of dood)

Slide 4 - Slide

0

Slide 5 - Video

'Bloed, zweet en tranen' - dit is een bijzondere opsomming. Wat voor een?

Slide 6 - Open question

Ik heb het goed gedaan, maar ook zo fout gedaan.
Als ik terugkijk in de tijd.

Welke stijlfiguur herken je hier?
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 7 - Quiz

Een lach met tranen, zo voel ik mij vandaag.
Geproefd van het leven, zoveel vrienden ongekend.

Welke stijlfiguur herken je hier?
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 8 - Quiz

Met bloed zweet en tranen, zei ik, rot hier nu maar op.
Met bloed zweet en tranen,
Zei ik vrienden, dag vrienden, de koek is op.

Welke stijlfiguur herken je hier vooral?
A
herhaling
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 9 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een drieslag?
A
fout, fout, fout
B
Eerst wandelde hij, toen ging hij over in een draf en uiteindelijk begon hij te sprinten.
C
Spreken is zilver, zwijgen is goud.
D
rust, reinheid, regelmaat

Slide 10 - Quiz

In welke zin staat een enumeratio?
A
Nooit, nooit ga ik daar nog eens naar toe!
B
Lina is dol op school: ze houdt van wiskunde, Nederlands en Frans.
C
Ik had een twee voor de toets. Ik had dus wel een paar foutjes.
D
Daar ik ben ik niet blij mee.

Slide 11 - Quiz

Van welk stijlfiguur is hier sprake:

Plus geeft meer, veel meer.
A
hyperbool
B
repetitio/ herhaling

Slide 12 - Quiz

In welke zin staat een climax?
A
fout, fout, fout
B
Eerst wandelde hij, toen ging hij over in een draf en uiteindelijk begon hij te sprinten.
C
Spreken is zilver, zwijgen is goud.
D
rust, reinheid, regelmaat

Slide 13 - Quiz

Het vlees, de organen, de botten, de huid, de hoorns, echt alles van de koe wordt verwerkt tot producten.
A
Repetitio
B
Enumeratio
C
Climax
D
Drieslag

Slide 14 - Quiz

Opdrachten
Cursus 4: taal
Par. 2 stijl (blz. 92)
Maken: opdracht 1 t/m 4
Leren: begrippen op blz. 92

Slide 15 - Slide