This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
In deze les:
* herhaal je woordjes: familieleden
* herhaal je bezittelijke voornaamwoorden (my, his, etc)
* oefen je met zinsvolgorde in het Engels
Slide 2 - Slide
Vocab: family members
Klik op de link op de volgende dia en oefen hier je woordjes, het zijn allemaal familieleden
(je mag dit spel vaker doen, als je dat wil)
Vergeet niet je naam in te vullen!
Good luck!
Slide 3 - Slide
https:
Slide 4 - Link
Bezittelijke voornaamwoorden:
I have a book - it's my book you have a book - it's your book he has a book - it's his book she has a book - it's her book it has a book - it's its book we have a book - it's our book you have a book - it's your book they have a book - it's their book
Slide 5 - Slide
Betekenis (leer dit!)
my = mijn
your = jouw / jullie
his = zijn
her = haar
its = van het
our = ons / onze
their = hun
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
00:16
.... door is purple.
A
her
B
his
C
our
D
their
Slide 8 - Quiz
00:26
... door is yellow.
A
our
B
his
C
her
D
their
Slide 9 - Quiz
00:43
... umbrella is black.
A
our
B
her
C
his
D
their
Slide 10 - Quiz
01:04
Both ... heads hurt.
A
our
B
his
C
her
D
their
Slide 11 - Quiz
01:28
... hand hurts.
A
her
B
his
C
our
D
their
Slide 12 - Quiz
01:41
They are upside down in ... cart.
A
her
B
our
C
their
Slide 13 - Quiz
02:00
... cart jumps over the cars.
A
Her
B
Our
C
His
D
Their
Slide 14 - Quiz
02:27
She holds ... hand.
A
her
B
his
C
our
D
their
Slide 15 - Quiz
02:40
... hands are in the air.
A
His
B
Our
C
Her
D
Their
Slide 16 - Quiz
03:08
He holds ... hand.
A
his
B
our
C
her
D
their
Slide 17 - Quiz
03:22
... hair is messy because of the helmet.
A
His
B
Her
C
Our
D
Their
Slide 18 - Quiz
03:39
... first meeting was exciting!
A
His
B
Her
C
Their
D
Our
Slide 19 - Quiz
Maak de puzzel op de volgende website.
Vergeet je naam niet in te vullen!
Good luck!
Slide 20 - Slide
https:
Slide 21 - Link
Wat kun je nu?
* Je kent de bezittelijk voornaamwoorden in het Engels en kunt deze goed gebruiken
* je weet de meeste familieleden in het Engels
Slide 22 - Slide
Ging het goed? Of vond je het juist lastig? Vertel dat hieronder